•
Als het netsnoer van dit appa-
raat beschadigd wordt, moet
het door de fabrikant of door
zijn klantenserviceafdeling of
door een gelijkwaardig gekwa-
lificeerde persoon vervangen
worden om gevaren te ver-
mijden. De leidinglengte moet
minstens 10 m bedragen.
•
Gebruik het snoer niet om de
stekker uit de contactdoos te
trekken. Bescherm het snoer
tegen hitte, olie en scherpe
randen.
•
Draag of bevestig het apparaat
niet aan het snoer.
•
Gebruik uitsluitend verleng-
snoeren, die tegen spatwater
beschermd zijn en voor het ge-
bruik in de open lucht bestemd
zijn. Rol een snoertrommel vóór
gebruik altijd helemaal af. Con-
troleer het snoer op bescha-
digingen. De dwarsdoorsnede
van het verlengsnoer moet min-
stens 2,5 mm² bedragen.
•
Trek vóór alle werkzaamheden
aan het apparaat, bij lekkages
in het watersysteem, tijdens
werkonderbrekingen en bij
niet-gebruik de netstekker uit
de contactdoos.
•
Netaansluitleidingen mogen
geen geringere dwarsdoor-
snede dan rubberen slang-
leidingen met de benaming
H07RN-F hebben.
Ingebruikname
Installeren
•
Zet het apparaat op een vaste, hori-
zontale en tegen overstroming veilige
ondergrond.
•
Indien u het apparaat vast wenst te in-
stalleren, schroeft u het met de onder-
grond vast. Een schroefverbinding met
een bevestigingsplaat verhindert ook
een verschuiving van het apparaat.
Let daarbij op een vrije toegang tot de
aftapschroef (
•
Plaats het apparaat in principe hoger
dan het wateroppervlak, waaruit u
wenst te pompen.
Indien dit niet mogelijk is, installeert u
een onderdrukbestendige afsluiteen-
heid tussen het apparaat en de zuigs-
lang (in de gespecialiseerde handel of
doe-het-zelfzaak verkrijgbaar).
Netaansluiting
De door u aangekochte pomp is reeds
van een randaardestekker voorzien.
Het apparaat is bestemd voor de aanslui-
ting op een stopcontact zonder aarding
met differentieelschakelaar (FI-schake-
laar) met 230 V ~ 50 Hz.
Aansluiting van de leiding
Gebruik om beschadiging van de
motor door vuilresten te voorkomen
altijd een aanzuiggarnituur met een
zuigfilter, een zuigkorf en een terugs-
lagklep, zodat het water bij uitgescha-
kelde motor niet terugstroomt.
•
Gebruik aan de zuigzijde geen aan-
sluitsystemen met snelkoppelingen.
•
Als zuigleiding kan een vaste buis of
een flexibele slang worden gebruikt.
Deze slang moet een minimale dia-
meter van 25 mm hebben. Bij vaste
buisleidingen of bij een zuighoogte van
meer dan 4 m adviseren we een buis
met een grotere diameter te gebruiken.
•
De zuigleiding moet stijgend worden
NL
9).
35