17
9
14
21
Eerste fiets bevestigen:
Aanwijzingen
Zware fietsen het dichtst bij het voertuig monteren en lichte fietsen
(bijvoorbeeldkinderfietsen) verder achterop de fietsdrager aanbrengen.
Op de fietsdrager op de achterklep geen fietsen met carbon frame
vervoeren. Anders kan het carbon frame worden beschadigd.
De stand van de pedalen van de eerste fiets in acht nemen, om contact
tussen pedaal en voertuig te vermijden. Anders kan materiële schade
aan het voertuig ontstaan.
De fietshouders uitsluitend aan het fietsframe bevestigen. Er mogen
geen componenten,bijvoorbeeld versnellings- en remkabels, worden
ingeklemd. Een defecte houder moet terstond worden vervangen.
Voor de eerste fiets wordt de korte fietshouder (6) gebruikt.
1. De draaihandgreep (17) met de sleutel (9) ontgrendelen.
2. De draaihandgreep (17) aanbrengen tot de klem (18) circa
handbreed geopend is.
3. Zo nodig de spanriemen (15) openen.
4. De fiets in het midden op de fietsrail (19) plaatsen en tegen omvallen
beveiligen.
5. De klem (18) samendrukken en vasthouden, zodat de houder (20)
opent. De houder (20) op een geschikte plaats op de fietsdrager op
de achterklep (1) positioneren en de klem (18) loslaten.
6. De klem (18) op een geschikte plaats op het fietsframe positioneren.
De draaihandgreep (17) dichtdraaien tot de klem (18) gesloten is.
7. De draaihandgreep (17) met de sleutel (9) vergrendelen en de
sleutel (9) verwijderen.
Belangrijk!
Let erop dat de spanriemen voor de bevestiging van de fiets schuin
t.o.v. de fietsrail zijn uitgelijnd. Alleen zo kan de fiets zoals
voorgeschreven op de fietsrail bevestigd worden.
Let er bij het vastzetten van de spanriemen op dat de banden en/of
velgen niet worden beschadigd.
8. De spanriemen (15) in het midden tussen twee spaken van het wiel door
geleiden, in de gesp invoeren en met de spanhendel (21) spannen.
18
6
20
15
6
Overige fietsen bevestigen:
De montage van de overige fietsen vindt op dezelfde wijze plaats. Let
erop dat de fietsen in tegenovergestelde richting van elkaar worden
geplaatst.
De montage van de tweede fiets vindt plaats met de lange houder (7).
De derde en de vierde fiets worden met telkens een van de middelste
fietsdragers (8) bevestigd. Daarbij wordt de derde fiets aan de tweede
fiets en de vierde fiets aan de derde fiets bevestigd.
Fietsen verwijderen
De demontage van de fietsen met behulp van een tweede persoon
uitvoeren. De fietsen tegen wegglijden/vallen beveiligen.
De demontage van de fietsen vindt in omgekeerde volgorde plaats.
Aanwijzing
De spanriemen (15) worden door het vastzetten gespannen. Om ze los
te maken moet zo nodig hard aan de ontgrendeling (14) worden
getrokken.
- 28 -
1
19
M+P-03F-8746
M+P-03F-8747