Omgevingsomstandigheden
LET OP
Extreme temperaturen, luchtvochtigheid of luchtdruk kunnen de meetnauwkeurigheid beïnvloeden. Let
▪
op de bedieningsvoorwaarden.
▪
Extreme temperaturen, vochtigheid of hoogtes kunnen de werking van de bloeddrukmeter beïnvloeden.
Bewaar het apparaat niet in de buurt van een open haard of een straalkachel en stel het niet bloot aan
extreem zonlicht. Plaats het toestel niet naast een vernevelaar of een stoomboiler, aangezien
condensatie het toestel kan beschadigen.
▪
Berg de bloeddrukmeter bij een temperatuurbereik van -25 °C tot +70 °C op.
Gebruik de bloeddrukmeter bij een temperatuur- bereik van +5 C tot +40 C.
▪
Let op dat u de bloeddrukmeter alleen opbergt of gebruikt bij een relatieve luchtvochtigheid (niet condense-
▪
rend) van 15 % tot 93 %.
Het duurt ongeveer 25 minuten voordat de bloeddrukmeter van de minimale opslagtemperatuur van -25 °C
▪
naar de bedrijfstemperatuur van +5 °C bij een omgevingstemperatuur van +20 °C gaat.
▪
Het duurt ongeveer 25 minuten voordat de bloeddrukmeter van de maximale opslagtemperatuur van
+70 °C naar de bedrijfstemperatuur van +40 °C bij een omgevingstemperatuur van +20 °C gaat.
Beschrijving van het apparaat
DE
NL
21