NEDERLANDS
Gebruik van het gereedschap
In- en uitschakelen (fig. G)
De aan/uit-schakelaar bevindt zich op het handvat van de
stroomeenheid.
U kunt de stroomeenheid inschakelen door op de bov-
u
enkant van de schakelaar (I) te drukken.
U kunt de stroomeenheid uitschakelen door op de onder-
u
kant van de schakelaar (0) te drukken.
Waarschuwing! Richt de spuit niet op een lichaamsdeel.
Druk de trekker nooit in tijdens het aanpassen van de spuitin-
stellingen.
Het spuitpatroon selecteren (fig. H en I)
Deze spuit is uitgerust met een patroonselectiemondstuk (10),
waarmee drie verschillende spuitpatronen kunnen worden
gemaakt. Zo kunt u het spuitpatroon selecteren dat het beste
past bij de spuitwerkzaamheden.
Kies een van de volgende toepassingen met het patroonse-
lectiemondstuk (10):
Horizontale platte straal - op en neer spuiten op een
oppervlak.
Cirkelstraal - voor hoeken, randen en nauwe op-
pervlakken.
Verticale platte straal. Heen en weer spuiten.
U kunt kiezen uit drie verschillende spuitpatronen. Deze zijn
aangeduid als 1, 2 en 3 op het patroonselectielabel aan de
bovenkant van de spuit (fig. H).
U kunt het gewenste spuitpatroon selecteren door het
u
patroonselectiemondstuk (10) te draaien en de groene
indicator op het patroonselectiemondstuk (10) uit te lijnen
met het getal op het label (fig. I)
Waarschuwing! Richt de spuit niet op een lichaamsdeel.
Druk de trekker nooit in tijdens het aanpassen van de spuitin-
stellingen.
Uitstroomregelknop (fig. J)
Met de uitstroomregelknop regelt u de hoeveelheid vloeistof
die wordt gespoten.
Draai de uitstroomregelknop (8) met de klok mee om meer
u
vloeistof te spuiten
Draai de uitstroomregelknop (8) tegen de klok in om
u
minder vloeistof te spuiten.
44
(Vertaling van de originele instructies)
De uitstroomindicator (9) op de bovenkant van de spuit
u
beweegt naar voren (minimale vloeistofuitstroom) en
achteren (maximale vloeistofuitstroom) wanneer de
uitstroomregelknop (8) wordt gedraaid.
Opmerking: Test het spuitpatroon altijd eerst op een stuk
karton of soortgelijk materiaal. Begin met de uitstroomregel-
knop in de hoogste stand. Als minder uitstroom nodig is,
draait u de uitstroomregelknop terug. Zwaardere, dikkere
middelen moeten worden gespoten met een stand dicht bij het
pictogram (+). Verdunningsmiddelen moeten worden gespoten
met de indicator dicht bij het pictogram (-).
Opmerking: Als de uitstroom op het minimum wordt ingesteld,
kan de trekker niet of nauwelijks bewegen. Draai de uitstroom-
regelknop open (met de klok mee) om meer beweging in de
trekker te krijgen.
Preparatie van vloeistof (fig. K en L)
Opmerking: Zorg dat het middel dat u gebruikt, kan worden
gereinigd met minerale spiritus of verfverdunner (voor verf op
oliebasis) of met warm water en zeepoplossing (voor watero-
plosbare verf, zoals latex). Gebruik afdekkleden om de vloer
en alles in het spuitgebied wat niet moet worden bespoten, te
beschermen.
De vloeistof die wordt gespoten, moet mogelijk eerst worden
verdund. Gebruik voor het verdunnen het verdunningsmiddel
dat op de container wordt aanbevolen door de fabrikant van
het middel.
Waarschuwing! Gebruik geen middelen met een ontvlam-
mingspunt onder de 55°C.
Opmerking: Een mengemmer (12) wordt meegeleverd voor
het overbrengen van het te spuiten middel van de oor-
spronkelijke container naar de emmer, waar het kan worden
verdund en gemeten (fig. K).
Opmerking: Een viscositeitsbakje (13) wordt meegeleverd om
de 'uitlooptijd' te bepalen van het middel dat wordt gebruikt.
Roer het middel goed door voordat u de viscositeit meet.
u
Dompel het viscositeitsbakje (13) in het middel dat moet
u
worden gespoten en vul het viscositeitsbakje (13) volledig.
Houd het viscositeitsbakje (13) boven de container van
u
het middel en meet hoe lang het duurt voordat de stroom
van uitstromend middel wordt onderbroken of niet meer
constant stroomt uit de bodem van het viscositeitsbakje
(13) (2 minuten of minder) (fig. L). Dit is de 'uitlooptijd'.
Raadpleeg de verdunningstabel voor informatie over de
vereiste verdunning voor verschillende middelen.
Als het middel moet worden verdund, voegt u het toepas-
u
selijke verdunningsmiddel toe dat wordt aanbevolen door
de fabrikant van het middel.