KENMERKEN VAN HET APPARAAT
Een generator is een elektromechanisch apparaat waarbij me-
chanische energie wordt omgezet in elektrische energie. Een
generator bestaat uit een verbrandingsmotor en een genera-
tor die met mekaar samenwerken. De juiste, betrouwbare en
veilige werking van het apparaat is afhankelijk van het juiste
gebruik, daarom:
Lees voorafgaand aan het gebruik van het apparaat de vol-
ledige handleiding en bewaar deze goed.
De leverancier is niet aansprakelijk voor schade ten gevolge
van het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften en de aan-
bevelingen in deze handleiding.
UITRUSTING
De generator wordt compleet verkocht en hoeft niet te worden
geïnstalleerd. In de generatormotor bevindt zich enkel een
hoeveelheid olie die nodig is voor het onderhoud van de mo-
tor. LET OP! Vóór de eerste ingebruikneming moet het oliepeil
worden bijgevuld. Een sleutel voor de bougie wordt bij de ge-
nerator geleverd.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Algemene veiligheidsvoorschriften
Bescherm kinderen door ze op een veilige afstand van de ge-
nerator te houden.
Lees vóór het gebruik het typeplaatje en de waarschuwings-
stickers van de generator.
De brandstof is explosief en ontbrandt gemakkelijk. Niet bijvul-
len terwijl de generator draait. Niet roken tijdens het bijvullen.
Vul geen brandstof bij in de buurt van vuur.
Mors geen brandstof.
Brandstofdampen zijn gevaarlijk en de voorbereiding en het
bijvullen van de brandstof moet worden uitgevoerd in goed ge-
ventileerde ruimten.
Sommige onderdelen van de verbrandingsmotor kunnen heet
zijn en brandwonden veroorzaken. Let op de waarschuwingen
vermeld op de generator.
De generator mag alleen worden gebruikt met de hiervoor be-
stemde handgrepen. Raak het oppervlak van de generator niet
aan als het heet wordt tijdens het gebruik, dit kan brandwonden
veroorzaken.
Rook en uitlaatgassen zijn giftig. Gebruik de generator niet in
ruimtes zonder ventilatie. Bij gebruik in geventileerde ruimten
moeten aanvullende maatregelen worden getroff en om brand
en explosie te voorkomen. Wanneer u de generator buiten ge-
bruikt, dient u ervoor te zorgen dat deze niet in de buurt van
ramen, deuren of ventilatieopeningen wordt geplaatst. Uitlaat-
gassen kunnen de ruimte binnendringen en gevaar opleveren.
Lees de waarschuwingslabels en symbolen die zijn aange-
bracht op de generator. Controleer de betekenis ervan in de
bedieningshandleiding.
Elektrische veiligheid
Controleer de generator en de elektrische uitrusting (inclusief
stekkers en kabels) vóór gebruik en controleer of deze niet be-
schadigd zijn.
O O R S P R O N K E L I J K E
NL
De generator is niet bedoeld om te worden aangesloten op een
andere bron van elektrische energie. Het is absoluut verboden
om de generator aan te sluiten op een 230 V / 50 Hz stop-
contact.
De beveiliging tegen elektrische schokken is afhankelijk van
de werking van een speciaal voor de generator geselecteerde
zekering. Als de zekering moet worden vervangen, moet deze
worden vervangen door een zekering met dezelfde nominale
waarde en prestatiekenmerken.
In verband met hoge mechanische belastingen moet gebruik
worden gemaakt van fl exibele kabels met een isolatie van hard
rubber (volgens IEC 60245-4) of gelijkwaardig.
Bij gebruik van verlengsnoeren moet erop worden gelet dat
deze geschikt zijn voor gebruik buitenshuis. De weerstand
van de verlengkabels mag niet hoger zijn dan 1,5 Ω. De to-
tale lengte van de kabel mag niet groter zijn dan 60 m bij een
kabeldiameter van 1,5 mm
van 2,5 mm
.
2
De generator moet geaard worden als elektrische apparaten
die geaard moeten worden, op de wandcontactdozen zijn aan-
gesloten. Een dergelijk apparaat is voorzien van een voedings-
kabel met een beschermingsgeleider. De aardaansluiting moet
worden uitgevoerd door een gekwalifi ceerde elektromonteur in
overeenstemming met de plaatselijke voorschriften voor het
aarden van elektrische apparatuur.
Waarschuwing! De plaats waar de generator wordt gebruikt,
kan onderhevig zijn aan lokale beperkingen. Neem bij het ge-
bruik van de generator de plaatselijke veiligheidsvoorschriften
voor de elektrische installatie in acht.
Waarschuwing! De gebruiker moet bij de ombouw van de gene-
rator de voorschriften en voorzorgsmaatregelen in acht nemen,
afhankelijk van de in de installatie aanwezige veiligheidsmaat-
regelen en de geldende voorschriften.
Overbelast de generator niet. De meeste elektrische appara-
ten verbruiken tijdens de inbedrijfstelling meer vermogen dan
het nominale vermogen. Het vermogen boven het nominale
vermogen van de generator, maar niet boven het maximum-
vermogen, mag niet langer dan 5 minuten worden gebruikt in
de tijdelijke werkmodus S2. Dit betekent dat de generator na 5
minuten gebruik in deze modus moet worden gestopt en volle-
dig moet kunnen afkoelen. Als het opgenomen vermogen van
de generator het nominale vermogen niet overschrijdt, mag de
generator in continubedrijf S1 werken.
Het wordt afgeraden om splitters te gebruiken die zijn aange-
sloten op het stopcontact van de generator. Bij gebruik van
dergelijke apparaten moet echter het vermogen van alle op de
generator aangesloten ontvangers worden opgeteld. De som
van het vermogen van de toestellen mag het nominale vermo-
gen van de generator niet overschrijden.
Operationele veiligheid
De generator moet op een vlakke, harde en stabiele onder-
grond staan. Zorg voor minstens 1 meter vrije ruimte rond de
generator wanneer deze draait.
De generator moet het nominale toerental bereiken alvorens
een elektrisch toestel aan te sluiten. Voordat u de generator
uitschakelt, dient u het elektrisch toestel uit te schakelen als het
toestel bewegende delen heeft, en te wachten tot deze volledig
tot stilstand zijn gekomen en vervolgens het netsnoer van het
toestel uit het stopcontact van de generator te trekken.
Het maximale motortoerental mag niet worden overschreden.
I N S T R U C T I E S
en 100 m bij een kabeldiameter
2
91