NL
slang, voorzien van een fi lter en een terugslagklep, zo in het water dat deze zich altijd onder het wateroppervlak bevindt.
Sluit de slang aan op de pompinlaat met de schroefverbinding. Draai de ringen niet te strak aan om beschadiging van de schroef-
draad en afdichtingen te voorkomen. Gebruik indien nodig PTFE-tape om de verbinding af te dichten. Sluit het andere uiteinde
van de slang aan op het apparaat dat door de pomp moet worden gevoed.
Let op! Aanbevolen wordt dat beide slangen een inwendige diameter hebben die niet kleiner is dan de in de tabel met technische
gegevens vermelde aansluitdiameter. Alleen dan is het mogelijk om de maximale pompparameters te bereiken. Bij gebruik van
slangen met een kleinere diameter moet het vermogen van de pomp worden beperkt.
De inlaatslang moet bij elke sectie een helling van de pomp naar de slanginlaat laten zien. Anders kan zich lucht in de slang
ophopen, waardoor de pomp droogloopt en mogelijk niet goed functioneert.
Voo rbereiding op het werk
De pomp vereist dat het inwendige van de pomp wordt overgoten met water voordat met het werk wordt begonnen. Schroef het
deksel van de vulopening van de pomp los en vul de pompkamer tot er een overloop is. Het is aan te raden om een sproeier en/
of trechter te gebruiken om het morsen van water te beperken. De pompkamer zal pas na het vullen van de inlaatslang en de
pompkamer vollopen, zodat er meer water nodig is dan de pompgrootte doet vermoeden. Nadat de binnenkant van de pomp met
water is overspoeld, schroeft u het deksel van het schenkgat vast. De pomp is bedrijfsklaar.
Pomp opstarten
Ope n het ventiel van de pompaangedreven eenheid zodat het water vrij kan stromen.
De pomp start onmiddellijk na het insteken van de stekker in het stopcontact. De eerste ingebruikname duurt ongeveer 15 secon-
den. Tijdens de inbedrijfstelling begint de pomp met het oppompen van water. Aan vankelijk kan de waterstraal luchtbellen bevat-
ten die na een overstroming in de afvoerslang en in het systeem van het apparaat achterblijven. Als de pomp na de eerste inge-
bruikname stopt, druk dan op de knop "RESET" op het bedieningspaneel van de drukschakelaar. De pomp zal opnieuw opstarten.
Als de pomp niet binnen 5 minuten met het pompen van water begint, koppel deze dan los van de stroomtoevoer, controleer
de slang die op de pompinlaat is aangesloten op lekkage en vul de binnenkant van de pomp weer bij. Herhaal vervolgens de
opstartprocedure van de pomp.
Als u merkt dat de uitlaatstroom geen luchtbellen bevat, kunt u de klep van het apparaat dat op de pompuitlaat is aangesloten,
sluiten. Na ca. 15 seconden stopt de drukschakelaar de pomp automatisch. De pomp wordt automatisch weer in bedrijf genomen
wanneer de klep van het apparaat dat op de pomp is aangesloten, wordt geopend.
Het bedieningspaneel is uitgerust met lichtindicatoren om de bedrijfsstatus van de pomp te controleren.
Het lampje "POWER SUPPLY / ZASILANIE" (STROOM) licht op wanneer de pomp op de stroomvoorziening is aangesloten.
Het lampje "WORK / PRACA" (WERK) brandt tijdens het gebruik van de pomp wanneer er water wordt gepompt.
Het lampje "MALFUNCTION / NIEPRAWIDŁOWE DZIAŁANIE" (MALFUNCTIE) licht op terwijl de pomp droogloopt.
De manometer van de schakelaar geeft de druk van het water aan dat door de pomp wordt gepompt.
Sto ppen van de pomp en demonteren van de watertoevoerinstallatie
Koppel de pomp los van de stroomtoevoer door het netsnoer uit het stopcontact te trekken.
Open het ventiel van de pompaangedreven eenheid om de druk van het verzamelde water in de afvoerslang te laten ontsnappen.
Pla ats een vat onder de ledigingsopening van de pomp en schroef vervolgens het deksel van de opening los. De binnenkant van
de pomp en de afvoerslang worden leeggemaakt.
Ver wijder de inlaat- en uitlaatslangen.
De pomp moet in verschillende richtingen worden gekanteld om het restwater dat zich in de pomp en de tank heeft opgehoopt,
af te voeren.
Open de vulopening voor de pomp, verwijder de drukschakelaar en laat het resterende water uit de pomp en de schakelaar ver-
dampen. Gebruik een zachte droge doek om water van de behuizing van het apparaat af te vegen.
ONDERHOUD, TRANSPORT EN OPSLAG
Na afl oop van de werking moet de pomp van de voedingsspanning worden losgekoppeld en van het systeem worden losgekop-
peld in de hierboven beschreven volgorde. Reinig de behuizing van het apparaat na gebruik met een licht vochtige doek, droog of
laat drogen. Let er bij het schoonmaken van het apparaat op dat u de stekker van het netsnoer niet nat maakt.
Transporteer het apparaat geleegd en gedroogd. Beweeg door het handvat op de bovenkant van de koff er te pakken of door de
koff er. Transporteer het apparaat nooit door aan het netsnoer te trekken of op te hangen. Transport in een verpakking die het
apparaat beschermt tegen stof en vuil.
Transporteer geleegd en gedroogd bewaren. Het water dat in het apparaat achterblijft, kan bevriezen en schade veroorzaken.
Laat het apparaat niet aangesloten op het watersysteem waar het water kan bevriezen. Bewaar het apparaat op een schaduwrijke
plaats die voor een goede ventilatie zorgt en beschermd is tegen ongeoorloofd gebruik, vooral door kinderen.
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
51