Gebruiker 21:
ARM
Gebruiker 23:
STAY
Gebruiker 25:
FREE
1. Afstandsbediening 1:
het keypad begint te piepen om aan te
geven dat de inleesmodus is geactiveerd
2. Druk op de knop ARM
afstandsbediening
deze zendt een transmissiesignaal. Als
een gebruiker wordt gevonden, geeft de
centrale een bevestiging met de melding
"Gevonden".
3. Druk op
voor bevestiging.
4. Herhaal de handelingen 1 - 3 voor alle
5 knoppen (gebruik de navigatieknop
om naar het volgende gebruikersnummer
te gaan).
Gebruik voor afstandsbediening 2 de
gebruikersnummers 26 - 30 enz.
Telefoonverbinding
Om events door te geven, moet het systeem
verbonden zijn met een telefoonlijn. Volg de
stappen 8 - 9 om de telefoonnummers te
programmeren.
Als geen telefoonlijn is aangesloten, moet
de kiezer worden uitgeschakeld:
1. Druk op
175
toont: "Kiezer A Optie 12----7-".
2. Druk op 1
het display toont: "
3. Ter controle: druk tegelijkertijd op
het display wijzigt naar gewone
tekstmodus en toont "Activeer kiezer nr".
4. Druk op
om terug te gaan en ga door
met stap 10 "Installatie testen".
Telefoonnummers
De telefoonnummers (max. 8) die worden
gekozen bij een event, kunnen maximaal
16 cijfers lang zijn. Standaard instelling:
telefoonnummer 8 is het terugbelnummer
(callback-nummer) van het Control
Monitoring Station (CMS).
1. Telefoonnummer 1:
druk op
181
2. Kies een doormeldingsformaat voor dit
nummer.
a) Nummer m.b.t. een telefoon:
druk op
182
een alarmsignaal wordt verzonden naar dit
nummer, als zich een event voordoet
b) Doormelding gaat naar een CMS station:
CID formaat: druk op
SIA formaat: druk op
Siemens Building Technologies
Fire Safety & Security Products
Gebruiker 22:
DISARM
Gebruiker 24:
(simultaneously) PANIC/SOS
18
21
op de
1
het display
-2----7-
Ctrl
1
"tel.nummer"
1
2
182
1
1
182
1
10
3. Herhaal de handelingen 1 - 2 voor de
telefoonnummers 2 - 8 (gebruik de
navigatieknop
telefoonnummer te gaan).
Er kan worden gekozen uit 11 verschillende
doormeldingsformaten voor elk
telefoonnummer. De formaten staan
vermeld in de installatiehandleiding.
Identificatiecode
Bij verbinding met een monitoring station
kunt u een individuele identificatiecode
programmeren:
Partitie A: druk op
(4-cijferige code 0-F).
Installatie testen
U test de sterkte van het ontvangen signaal
door op het paneel te drukken op
200
14
Wanneer een signaal wordt ontvangen geeft
het paneel een geluidssignaal en wordt de
signaalsterkte in procenten weergegeven,
gedurende 30 seconden.
Om het functioneren en het
transmissiebereik van alle detectors te
testen, gaat u naar de looptestmodus.
In de looptestmodus verstuurt de
centrale geen alarmen en het
werkbereik is minder dan in de normale
werkmodus - eis EN50131.
1. Start de looptest: druk op
".
200
6
het keypad begint te piepen om aan te
geven dat de looptestmodus is
geactiveerd
2. Activeer de geïnstalleerde detectors met
een magneet
deze verzenden een transmissiesignaal
(raadpleeg voor meer informatie de
Installatie-instructies van de detector).
De centrale geeft telkens wanneer een
detectorsignaal wordt ontvangen een
berichtsignaal en toont het
detectornummer op het display.
3. Deze modus verlaten: druk op
u komt terug in de normale modus
4. Ter controle van alle ontvangen signalen
in het logboek: druk op
5. Om events uit het logboek te verwijderen:
druk op
in (zie gebruiks-aanwijzing 3.15.3).
Het programmeren is nu voltooid en het
systeem is gereed voor gebruik.
Vergeet niet de interne sirene weer aan te
sluiten!
om naar het volgende
62
1
"code"
.
of voer de installateurscode
.
01.2008