ATLAS D ECO UNIT
Regeling hydraulische druk installatie
De vuldruk bij een koude installatie, weergegeven op het display, moet ongeveer 1,0 bar
bedragen. Wanneer de druk in de installatie onder de minimumwaarden daalt, activeert
de kaart van de verwarmingsketel storing F37 (fig. 15).
fig. 15 - Storing druk installatie onvoldoende
Wanneer de druk in de installatie weer hersteld is, activeert de verwarmingske-
A
tel een ontluchtingscyclus van 120 seconden, hetgeen op het display met FH
wordt weergegeven.
3. INSTALLATIE
3.1 Algemene regels
DE INSTALLATIE VAN DE VERWARMINGSKETEL MAG UITSLUITEND DOOR GES-
PECIALISEERD EN SPECIFIEK OPGELEID PERSONEEL WORDEN UITGEVOERD,
MET INACHTNEMING VAN ALLE INSTRUCTIES VAN DEZE TECHNISCHE HAND-
LEIDING, VAN DE BEPALINGEN VAN DE GELDENDE WETGEVING, VAN DE VOOR-
SCHRIFTEN VAN DE PLAATSELIJK EN LANDELIJK VAN KRACHT ZIJNDE
NORMEN, EN VOLGENS DE REGELS VAN GOEDE TECHNIEK.
3.2 Installatieplaats
De verwarmingsketel moet in een aparte ruimte geplaatst worden, met ventilatieopenin-
gen naar buiten, in overeenstemming met de geldende voorschriften. Als er zich in de-
zelfde ruimte meerdere branders of afzuiginstallaties bevinden die tegelijkertijd kunnen
functioneren, moeten de ventilatieopeningen afmetingen hebben die geschikt zijn voor
gelijktijdige werking van alle apparatuur. Er mogen zich geen brandbare voorwerpen of
materialen in de ruimte bevinden of bijtende gassen, stoffen of vluchtige deeltjes die,
aangezogen door de branderventilator, verstopping van de interne branderleidingen of
van de verbrandingskop kunnen veroorzaken. Het vertrek moet droog zijn en mag niet
blootstaan aan regen, sneeuw of vorst.
Als het apparaat wordt omsloten door meubels of als er meubels naast worden
A
gemonteerd, moet er ruimte worden vrijgehouden voor demontage van de
behuizing en om de normale onderhoudswerkzaamheden te kunnen uitvoeren
3.3 Hydraulische aansluitingen
Aanwijzingen
Het thermisch vermogen van het apparaat moet vooraf worden vastgesteld door bereke-
ning van de warmtebehoefte van het gebouw volgens de geldende voorschriften. De in-
stallatie moet uitgerust zijn met alle componenten, zodat ze correct en regelmatig kan
werken Het is raadzaam om tussen verwarmingsketel en verwarmingsinstallatie afslui-
tkleppen te plaatsen waarmee de verwarmingsketel zo nodig van de installatie geïsole-
erd kan worden
De afvoer van de veiligheidsklep moet worden verbonden
B
met een trechter of een verzamelleiding, om te voorko-
men dat er water over de vloer loopt als er overdruk in het
verwarmingscircuit is. Indien dit niet gebeurt en de afvoe-
rklep ingrijpt waardoor de ruimte onder water loopt, kan
de fabrikant van de verwarmingsketel niet aansprakelijk
worden gesteld.
Gebruik de leidingen van de hydraulische installaties niet
voor aarding van elektrische apparaten
Reinig, voordat u de installatie verricht, alle leidingen van het systeem zorgvuldig om
eventuele restmaterialen of vuil te verwijderen, die de goede werking van het apparaat
nadelig kunnen beïnvloeden.
Verricht de aansluitingen op de overeenkomstige aansluitpunten, zoals in de afbeelding
van cap. 5 is weergegeven en volgens de op het apparaat aangebrachte symbolen
Hoog efficiënte circulatiepomp
Instelling circulatiepomp met verwarmingsketel aangesloten op een externe boiler
Voor een goede werking van de verwarmingsketel ATLAS D ECO UNIT met verwarmin-
gsketel aangesloten op een externe boiler, moet de snelheidskeuzeknop (zie fig. 16) op
stand III gezet worden.
Instelling circulatiepomp zonder aansluiting op een externe boiler
De fabrieksinstelling is geschikt voor alle installaties; het is echter mogelijk om een an-
dere werkingsstrategie in te stellen, op basis van de eigenschappen van de installatie.
Waarde Dp-v
Proportionele prevalentie
1
4
7
- Waarde Dp-v Proportionele prevalentie (fig. 17)
De Prevalentie van de circulatiepomp zal automatisch beperkt worden bij de afname van
het door de installatie gevraagde debiet. Deze waarde blijkt optimaal voor installaties
met radiatoren (2 buizen of een enkele buis) en/of thermostaatkleppen.
De sterke punten zijn de beperking van elektriciteitsverbruik bij de afname van de vraag
van de installatie en de vermindering van het lawaai op radiatoren en/of thermostaatk-
leppen. Het werkingsbereik loopt van minimum (1) tot maximum (7).
- Waarde Vaste snelheid (fig. 18)
De circulatiepomp moduleert het eigen vermogen niet. Het werkingsprincipe is dat van
de traditionele circulatiepompen met 3 snelheden (met een beperking van het elektrici-
teitsverbruik ten opzichte daarvan). Het werkingsbereik loopt van snelheid 1 (I) tot
snelheid 3 (III).
cod. 3541Q433 - Rev. 00 - 10/2021
4
7
fig. 16
Waarde
Vaste snelheid
Min
.
I
4
II
7
III
fig. 17
Min
.
1
I
II
III
Min
.
1
I
II
III
fig. 18
67
NL