tot storingen aan de verwar-
mings-installatie leidt. Na
beëindiging van de werk-
zaamheden moet u de afdek-
kingen weer verwijderen.
Voorbereidend werk
en inbouwkast
1. Zet de sjabloon met punai-
ses in het bodemgat vast, de
pijl moet exact naar de voor-
kant van de uitsparing wijzen
(R = rechtse inbouw,
L = linkse inbouw).
2. Zaag het bodemgat uit en
maak vijf punten op de plaat-
sen waar de bevestigings-
schroeven moeten komen.
Houd u exact aan de opge-
geven maten!
3. Afb. A: leg de profielen (5)
in het bodemgat en druk ze
naar buiten (eventueel eerst
door uitbuigen van de benen
voorspannen, zodat het pro-
fiel goed op zijn plaats komt
te zitten).
4. Afb. C: op het buitendeel
van de inbouwkast de voor-
gestanste doorbraken voor
de uitlaatpijp losbreken (R =
inbouw rechts, L = inbouw
links). Bij gebruik van de spe-
ciale gasaansluitingsleiding
voor binnenmontage moet u
beide voorgestanste deksels
doordrukken (zie „Gasaan-
sluiting")!
5. Afb. D: plaats het buiten-
deel (1) en het binnendeel (2)
van de inbouwkast op elkaar
en bevestig deze met 5 plaat-
schroeven (19) aan elkaar.
Bevestig de Trumavent-venti-
lator met 3 plaatschroeven
(35) aan de achterkant.
De Trumavent-ventila-
tor moet altijd direct op
de inbouwkast worden ge-
monteerd. De montage van
het comfortpakket met
Airmix is niet toegestaan!
6. Schroef de voorgemon-
teerde inbouwkast met
6 schroeven (6) (schuin naar
buiten) vast.
Inbouw
van de kachel
1. Afb. A: plaats de kachel in
het bodemgat. Plaats de ther-
mostaatvoeler met hitteschild
(11) in de sleuf (12) en schuif
het geheel tot het vastklikt
onder de bevestigingsklem
(13) door (afb. A toont de
rechtse inbouw, afb. G de
linkse inbouw).
16
All manuals and user guides at all-guides.com
De thermostaatvoeler
(11) en de ontstekings-
automaat (15) moeten zich al-
tijd voor aan de kachel (aan
de kant van het interieur) be-
vinden. De thermostaatoeler
(11) en de capillaire buis (4)
mogen in geen geval tegen
de warmtewisselaar of de
kachelmantel aan liggen!
2. Afb. D: schuif de kachel
tegen de afstandshoeken (18)
in de inbouwkast.
3. Afb. A: verwijder de ont-
stekingsautomaat (15) uit de
houder. Bevestig de kachel
met 5 schroeven (3) op de
voorgestoken punten in de
hoeken en centraal vooraan.
Versterk de bodem eventueel
met strippen.
4. Afb. A: controleer bij de
ontstekingsautomaat (15) of
de dubbele steker (16) en de
vlaksteker (17) correct zijn
aangebracht. Schuif de ont-
stekingsautomaat (15) zover
mogelijk in de klemmen (19)
(afb. A toont de rechtse in-
bouw, afb. G de linkse in-
bouw).
5. Afb. A: steek de overver-
hittingsschakelaar (26) met
de bevestigingsbeugel van
boven af in de achterste sleuf
van het binnendeel van de in-
bouwkast. Draai de voorste
bevestigingslus door de sleuf
en buig de lus naar binnen of
tordeer deze. Breng de me-
taalomvlochten kabel (27) zo
aan dat de drukstang ertegen
aan ligt. Dit om eventuele vi-
bratie te voorkomen.
6. Afb. A: steek de druk-
stang met oogveer (29) in de
regelkraan (30).
Rookgasafvoer-
schoorsteen
De kachel mag alleen met
dakschoorsteen worden ge-
bruikt. Deze mag alleen lood-
recht of met een hoek van
maximaal 15 graden worden
geplaatst!
Afb. E: plaats de dakschoor-
steen dusdanig dat de
rookgasafvoerbuis van de ka-
chel naar de schoorsteen
over de hele lengte stijgend
kan worden geplaatst (min
1,5 m, max 3 m). Bij een
buislengte van 1,5 m moet
een minimale hoogte van 1 m
bereikt zijn. De verdere buis-
plaatsing naar de dakschoor-
steen moet nagenoeg lood-
recht gebeuren.
1. Afb. F: boor een opening
met een doorsnee van
60 mm en een middenaf-
stand van minstens 55 mm
tot de zijwanden.
2. Afb. F: bij dubbelschalige
daken moet u de holte met
hout opvullen of een cirkel-
vormig gebogen strook me-
taal (20) van ongeveer
220 mm lengte en 1 mm dik-
te aanbrengen om het dak
zodanig te verstijven dat het
bij het vast aandraaien van de
verschroeving niet wordt ver-
vormd en regendicht blijft.
3. Afb. F: steek de schoor-
steen van boven af door het
dak en zet deze aan de bin-
nenkant met de schroefring
(21) vast. Vervolgens schroef-
ring (21) met een schroef (44)
zekeren.
Afdichting gebeurt met bijge-
voegde rubberdichting zon-
der verdere dichtingsmidde-
len.
Rookgasafvoer
Voor de Trumatic S 3002 K
mag alleen de roestvrij stalen
Truma-rookgas-afvoerbuis
AE 3 (art.-nr. 30140-00) met
Truma-isolatiebuis ÜR (APP)
(art.-nr. 40230-00) worden
gebruikt, aangezien het appa-
raat alleen in combinatie met
deze buizen is gekeurd en
toegelaten.
De totale lengte van de rook-
gasafvoerbuis mag niet klei-
ner zijn dan 1,5 en niet groter
dan 3 m!
Met behulp van de Biege-Boy
(art.-nr. 30030-33000) kunt u
de roestvrij stalen buis veel
makkelijker buigen en de
O-ring makkelijker aanbren-
gen.
1. Sluit de rookgasafvoerbuis
op de kachel aan:
Schuif de sluitring (22) onge-
veer 3 cm op de rookgasaf-
voerbuis (40) (de klauw wijst
in de richting van het aan-
sluitstuk voor de rookgasaf-
voerbuis op de kachel). Plaats
de drukring (25). Schuif de
O-ring (23) door deze op te
rekken voorzichtig over de
snijkant van de buis en steek
de rookgasafvoerbuis zo ver
mogelijk in het aansluitstuk.
Schuif de O-ring, de drukring
en de sluitring naar het aan-
sluitstuk. Haak de sluitring
(22) in door deze te draaien
en zet het geheel met de
schroef (24) goed vast.
Na elke demontage
van de rookgasafvoer-
buis moet een nieuwe O-ring
(23) gemonteerd worden.
2. Schuif de isolatiebuis (41)
over de rookgasafvoerbuis
(moet van de schoorsteen tot
de achterkant van de inbouw-
kast lopen, zie afb. C + F).
3. Afb. C + F: leid de buis
langs de wand met zo min
mogelijk bochten naar boven.
Schuif de rookgas-afvoerbuis
(40) zo ver mogelijk in de
schoorsteen en zet het ge-
heel vast met een plaat-
schroef (28).
De rookgas-afvoerbuis
(40) met isolatiebuis
(41) moet over de hele lengte
stijgend worden gemon-
teerd en met verschillende
buisklemmen (42) worden
vastgezet, omdat zich anders
een waterzak kan vormen,
die de vrije afvoer van rook-
gassen verhindert.
Gasaansluiting
De bedrijfsdruk voor de
gastoevoer, 30 mbar (resp.
28 mbar butaan/37 mbar pro-
paan) of 50 mbar, moet gelijk
zijn aan de bedrijfsdruk van
het apparaat (zie fabrieks-
plaatje, afb. A: e).
Afb. A + G: De gastoevoer-
leiding (32) moet met een
snijringschroefverbinding
aangesloten worden op de
aansluitstomp (33), 8 mm
buitendiameter.
Het gasaansluitstuk op
de kachel mag niet
worden verbogen! Bij het
vasttrekken van de aansluit-
nippel moet deze zorgvuldig
met een sleutel worden te-
gengehouden!
De buizen moeten zo worden
geplaatst dat de kachel voor
onderhoud altijd weer kan
worden uitgebouwd.
Vóór aansluiting op de kachel
dient u ervoor te zorgen dat
de gasleidingen vrij van vuil,
splinters enz. zijn!
Op aanvraag is een speciale
binnenaansluiting voor de
gasleiding verkrijgbaar
(voor rechtse inbouw art.-nr.
30030-85500, voor linkse in-
bouw art.-nr. 30030-85600).
Deze kan door middel van