een knie-koppeling (art.nr.
10170-00) op het aansluitstuk
voor de gasleiding (33) wor-
den vastgeschroefd.
Het aantal koppelingen in de
gasleiding in ruimten die door
personen worden gebruikt,
moet worden beperkt tot het
technisch onvermijdelijke
aantal.
De gasinstallatie moet vol-
doen aan de technische en
administratieve voorschriften
van het betreffende land van
gebruik (in Europa b.v.
EN 1949 voor voertuigen).
Nationale voorschriften en
regelingen (in Duitsland b.v.
het DVGW-werkblad G 607
voor voertuigen) moeten in
acht genomen worden.
Kachelmantel
1. Afb. A + G: steek de cij-
ferring (36) in de uitsparingen
van de mantel (houd reke-
ning met het verschil tussen
rechtse en linkse inbouw!).
2. Druk de twee afsluitdek-
sels (50) en het bediening-
spaneel (51) voor de
Trumavent-ventilator TEB in
de uitsparingen.
3. Druk het typeplaatje (52) in
de kijkglasuitsparing (houd
re-kening met het verschil
tussen rechtse of linkse in-
bouw!).
4. Sluit de verbindingskabel
(53) van de Trumavent-venti-
lator TEB op het bediening-
spaneel aan. Buig de beugel
(54) op de inbouwkast naar
achter en voer de verbin-
dingskabel (53) erdoor.
5. Hang de mantel onder in
de inbouwkast vast. Breng de
drukstang (29) in de cijferring
(36) in en laat de mantel bo-
venaan vastklikken. Plaats de
bedieningsknop (55) zo op de
drukstang (29) dat de pijl naar
de stand „0" wijst.
Aansluiting van de
Trumavent-ventilator
op de kachel
Afb. C: verwijder de beveili-
ging va de steekaansluiting
op de Trumavent-ventilator
en sluit de verbindingskabel
(53) van het bedieningspa-
neel en de bedieningskabel
(56) van de kachel aan.
All manuals and user guides at all-guides.com
Elektrische
aansluiting 12 V
Elektrische leidingen, scha-
kel- en stuurinrichtingen voor
verwarmingstoestellen moe-
ten in het voertuig zodanig
worden geplaatst dat ze on-
der normale bedrijfsomstan-
digheden feilloos kunnen
werken. Alle wanddoorvoe-
ringen van leidingen die naar
buiten voeren, moeten spat-
waterdicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische
onderdelen begint te wer-
ken, moet u de stroomtoe-
voer naar het apparaat af-
sluiten. Het volstaat niet
het apparaat uit te schake-
len vanaf het bediening-
spaneel!
Bij elektrisch laswerk aan het
koetswerk moet het toestel
volledig worden losgekop-
peld van de stroomkring van
het voertuig.
Als de polen verkeerd
zijn aangesloten, is het
mogelijk dat de kabels door-
branden. Bovendien vervalt
hierdoor elke vorm van ga-
rantie en aansprakelijkheid.
De rode kabel is de plus-
pool, de blauwe kabel de
min!
Sluit het toestel aan op het
beveiligde boordnet (centrale
stroomkring 5 - 10 A) met
een kabel van 2 x 1,5 mm
2
;
bij een lengte van meer dan
6 m gebruikt u een kabel van
2 x 2,5 mm
2
. Sluit de minpool
aan op de centrale massa. Bij
een directe aansluiting op de
accu, moeten de plus- en de
minleiding worden beveiligd.
Aansluitingen uitvoeren in
Faston en volledig geïsoleerd
(platte stekkersysteem voor
auto's 6,3 mm).
Aan de toevoerleidingen mo-
gen geen andere stroom-af-
nemende onderdelen worden
aangesloten!
Bij gebruik van omvormers
moet u ermee rekening hou-
den dat het apparaat enkel
met veilige laagspanning en
conform de richtlijn EN 60742
mag worden gebruikt!
Voor de aansluiting van
meerdere 12 V-toestel-
len raden we u aan om het
Truma-batterijlaadtoestel
NT12/3-18 (art.-nr. 39901-01)
te gebruiken. Dit laadappa-
raat (18 A laadstroom) is ook
geschikt voor het laden van
loodaccu's. Andere mogen
alleen met een autoaccu van
12 V als buffer worden ge-
bruikt. Voedingen of omvor-
mers moeten een gestabili-
seerde 12 V-uitgang hebben
(wisselspanningsaandeel klei-
ner dan 1 V).
Tip: Om de accu te sparen,
wordt het gebruik van zonne-
collectoren aanbevolen. Voor
meer informatie hierover kunt
u terecht bij de vakhandel.
Controle van de
werking
Na de inbouw moet de dicht-
heid van de gastoevoerlei-
ding volgens de drukvermin-
deringsmethode gecontro-
leerd worden. Een keurings-
verklaring (in Duitsland b.v.
conform DVGW-werkblad
G 607) moet afgegeven
worden.
Vervolgens moeten alle func-
ties van het toestel conform
de gebruiksaanwijzing wor-
den gecontroleerd.
De gebruiksaanwijzing moet
samen met een ingevuld ga-
rantiebewijs aan de eigenaar
van het voertuig worden
overhandigd.
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde
gele sticker met waarschu-
wingen voor de gebruiker
moet door de inbouwer of de
eigenaar van het voertuig op
een voor elke gebruiker dui-
delijk zichtbare plaats in het
voertuig worden aangebracht
(bijv. op de deur van de kleu-
renkast). Als u deze sticker
niet hebt, moet u die bij
Truma aanvragen.
17