Bij ongunstige netwerkvoorwaarden kan de mangel storende spanningsschommelingen
veroorzaken. Als de netimpedantie bij het aansluitpunt naar het openbare elektriciteitsnet
groter is dan 0,265 Ohm, kan het nodig zijn om extra maatregelen te treffen voordat het
apparaat conform het beoogde gebruik op deze aansluiting kan worden gebruikt. Indien
nodig kan de impedantie bij uw plaatselijke energiebedrijf worden opgevraagd.
Bij een vaste aansluiting moet het apparaat ter plaatse via een schakelaar met alle polen
van de netspanning kunnen worden losgekoppeld. De contactopening in uitgeschakelde
toestand moet minimaal 3 mm bedragen. Geschikte schakelaars zijn zelfuitschakelaars, ze-
keringen en relais (EN 0660).
De stekkerverbinding of de schakelaar voor het loskoppelen van de netspanning moet al-
tijd toegankelijk zijn.
Als de mangel van de netspanning wordt losgekoppeld, moet de werkschakelaar afsluit-
baar zijn. Hierop moet op elk moment controle kunnen worden uitgeoefend.
Is volgens de voorschriften een aardlekschakelaar (RCD) vereist, dan kan een aardlekscha-
kelaar van het type A worden gebruikt.
Luchtafvoerleiding
De vochtige warme luchtafvoer van de mangel moet via de kortste weg naar buiten of
naar een hiervoor geschikt ontluchtingskanaal worden geleid.
De luchtafvoerleiding mag niet worden aangesloten op een schoorsteen waarop tevens
een middels gas, kolen of huisbrandolie gevoede installatie is aangesloten.
De luchtafvoerleiding voor de mangel moet gescheiden van de luchtafvoerleiding van
een droger worden geplaatst.
De luchtafvoerleiding moet op een stromingstechnisch gunstige wijze worden geplaatst
(door zo weinig mogelijk bochten, korte leidingen, correct afgewerkte en op luchtdichtheid
gecontroleerde aansluitingen en overgangen). In de luchtafvoerleiding mogen geen zeven
of jaloezieën worden ingebouwd.
Omdat de relatieve luchtvochtigheid kan oplopen tot 100%, moeten passende maatre-
gelen worden genomen om te voorkomen dat terugstromend condensaat in de mangel te-
rechtkomt.
Als de beschikbare druk van de machineventilator onvoldoende is om de lijnweerstand te
overwinnen, moet een overeenkomstig gedimensioneerde extra ventilator in de schacht of
op de dakafvoer worden geïnstalleerd.
Zorg ervoor dat er constant voldoende lucht naar de installatieruimte wordt geleid (bijv.
door niet af te sluiten ventilatieopeningen).
Voor de condensafvoer moet een geleide afvoeropening met een diameter van 3–5 mm
worden aangebracht op het laagste punt in het geval van een naar boven leidend uitlaatka-
naal.
Controleer de luchtafvoerleiding en de afvoer naar buiten op pluizen. Reinig deze indien
nodig.
Het buitenpandige uiteinde van de luchtafvoerleiding kunt u (bijvoorbeeld door een bocht
van 90° omlaag) tegen weersinvloeden beschermen.
nl - Plaatsen en aansluiten
131