aanzienlijk worden verhoogd. Met het oog op een
vastgelegde werkperiode dienen voor een juiste
beoordeling ook de hierin optredende vrijloop- en
stilstandtijden van de machine in acht te worden
genomen. De belasting over de totale werkperiode
kan op deze manier aanzienlijk worden vermin-
derd.
3
Elektrische aansluiting en inbedrijfstel-
ling
De netspanning dient overeen te komen
met de indicatie op de kenplaat
Om het apparaat in te schakelen drukt u eerst
op de inschakelvergrendeling (2.5), en daarna
gebruikt u de schakelaar (2.4) (indrukken = IN,
loslaten = UIT).
4
Elektronica
De machine bezit een volledige golfelek-
tronica met de volgende kenmerken:
Zachte aanloop
De zachte aanloop zorgt voor een stootvrije aan-
loop van de machine.
Constant toerental
Het vooraf ingestelde toerental wordt bij onbelast
toerental en bij bewerking constant gehouden.
Temperatuurbeveiliging
Als bescherming tegen oververhitting wordt de
machine bij het bereiken van een kritische mo-
tortemperatuur door de veiligheidselektronica
uitgeschakeld. Na een afkoeltijd van ca. 3-5 mi-
nuten is de machine weer bedrijfsklaar. Bij een
draaiende machine (onbelast toerental) neemt
de afkoeltijd af.
5
Instelling spaandiepte.
Door te draaien aan de draaiknop (2.1) wordt
de spaandiepte ingesteld. ( Draaien naar rechts
levert een grotere spaandiepte op. Draaien naar
links een vermindering van de spaandiepte). De
markering (2.3) geeft op de schaalverdeling (2.2)
van de draaiknop de ingesteld spaandiepte aan.
De bijstelling met één streepje op de schaal le-
vert een verandering van de spaandiepte van 0,1
mm op.
De maximale spaandiepte bedraagt 4 mm. Om
de machine niet te overbelasten adviseren wij bij
een schaafbreedte van meer dan 40 mm met niet
meer dan 2,5 mm bij te stellen.
6
Verwisseling van schaafbeitels
U moet er absoluut op letten dat U slechts
scherpe en onbeschadigde schaafbeitels
gebruikt. Botte beitels verhogen het te-
rugslaggevaar en verminderen de kwali-
teit van het schaafwerk.
- Voor het verwisselen van de schaafbeitel abso-
luut de stekker uit de wandcontactdoos trek-
ken.
- Dan met steeksleutel (2.6) de klemschroeven
(2.9) ca. twee slagen losdraaien en de schaaf-
beitel uit de schaafas halen.
- Om de nieuwe schaafbeitel ook op de juiste wijze
erin te plaatsen moet vóór het inbouwen de
beitelopnamegroef schoon-gemaakt worden.
- Daarna de nieuwe schaafbeitel (488 503) zo in de
opnamegroef schuiven dat de beschreven kant
gericht is naar de achterkant van de schaafzool
(2.8).
- Voordat de klemschroeven weer vastge-schroefd
worden, moet de schaafbeitel met een lineaal
zo afgesteld worden dat hij aan de kopse kant
(1.13) op één lijn ligt met de zijkanten van de
voor-
(1.12) en achterkant (1.14) van de
schaafzool. Dan eerst de middelste klemschroef
en daarna de twee buitenste klemschroeven vast
aandraaien.
7
Afzuiging
Bij het standaardleveringsprogramma
worden inrichtingen meegeleverd die
het mogelijk maken de schaaf ofwel met
een aan te sluiten spaanopvangzak (1.1)
(accessoires) (488 566) of met een aan-
gesloten zuigslang (1.2) (accessoires) van
een afzuigapparaat te gebruiken.
De aansluiting van de spaanafvoer-inrichting
is hierbij naar keuze aan beide kanten van het
apparaat mogelijk. Voor het wisselen van de
aansluitkant krachtig op de neus (1.11) naar be-
neden drukken. Hierdoor wordt de aansluiting op
de buitenkant van het huis opgeheven en kan het
aansluitgedeelte (1.4) door het huis geschoven
worden (afb. 3). Dan het aansluitgedeelte met de
neus vooruit in de motorhuisopening (4.1) bren-
gen en tot aan aanslag in het huis naar binnen
schuiven.
Op het aansluitpunt (1.4) kan naar keuze de
spaanopvangzak (1.1) of het hoekstuk (1.3) voor
de opname van het aansluitstuk van een zuigslang
(1.2) aangebracht worden. Door te draaien met het
hoekstuk kan de spaanuitworp in een willekeurige
richting gedraaid worden.
25