gereedschap niet wordt uitgeschakeld en de accu niet
uit het gereedschap wordt verwijderd, kan dat na per
ongeluk inschakelen leiden tot ernstig persoonlijk letsel
(zie afb. 8).
Dit gereedschap is uitgerust met een omkeerschakelaar
die alleen bedoeld is om de draairichting om te keren
zodat dit kan worden gebruikt om onkruid of vuil te
verwijderen dat verstrikt zit in het snijgarnituur. Om het
gereedschap te bedienen moet normaal gesproken op de
"A"-kant van de schakelaar zijn ingedrukt.
Om onkruid of vuil te verwijderen dat verstrikt zit rond het
draaiende snijgarnituur, kan de draairichting worden
omgekeerd door de "B"-kant van de schakelaar in te
drukken. In de stand voor de omgekeerde draairichting zal
het gereedschap slechts een korte tijd werken, waarna
het gereedschap automatisch wordt uitgeschakeld.
KENNISGEVING:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het
gereedschap te gebruiken.
• Gebruik de omkeerschakelaar alleen nadat het
gereedschap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de
draairichting verandert voordat het gereedschap
volledig stilstaat, kan het gereedschap worden
beschadigd.
Snelheidsregelaar (zie afb. 9)
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de
draaisnelheid van het gereedschap traploos worden
ingesteld tussen 3.500 min
Draai de snelheidsregelaar rechtsom voor een hogere
snelheid en linksom voor een lagere snelheid.
Accubeveiligingssysteem (lithiumionaccu
met een ster-merkteken) (zie afb. 10)
Lithiumionaccu's met een ster-merkteken zijn uitgerust
met een beveiligingssysteem. Dit systeem schakelt
automatisch de voeding naar het gereedschap uit om de
levensduur van de accu te verlengen.
Het gereedschap zal tijdens gebruik automatisch stoppen
wanneer het gereedschap en/of de accu zich in een van
de volgende omstandigheden bevinden:
• Overbelasting:
Het gereedschap wordt gebruikt op een manier die
ertoe leidt dat een abnormaal hoge stroomsterkte uit
de accu wordt getrokken.
Laat in die situatie de aan/uit-schakelaar van het
gereedschap los en stop het gebruik dat ertoe leidde
dat het gereedschap overbelast werd. Knijp daarna
opnieuw de aan/uit-schakelaar in om het
gereedschap weer in te schakelen.
Als het gereedschap niet wordt ingeschakeld, is de
accu oververhit. In die situatie laat u de accu eerst
afkoelen voordat u opnieuw de aan/uit-schakelaar
inknijpt.
• Lage accuspanning:
De resterende acculading is te laag en het
gereedschap wordt niet ingeschakeld. Verwijder in
die situatie de accu en laad hem op.
Indicatorlampjes (zie afb. 11)
Wanneer het beveiligingssysteem tijdens gebruik in
werking treedt, gaan de lampjes branden.
-1
-1
en 6.000 min
.
Raadpleeg onderstaande tabel voor de toestand van de
accu en het gereedschap, alsmede de te nemen
maatregelen voor iedere status van het bedrijfslampje.
49