Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-
kelaar in vanaf kant A voor de draairichting rechtsom, of
vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de neutrale
stand staat, kan de trekkerschakelaar niet worden
ingeknepen.
Snelheidskeuze
► Fig.7: 1. Snelheidskeuzeknop
LET OP:
Zet de snelheidskeuzeknop altijd
volledig in de juiste stand. Als u het gereedschap
gebruikt met de snelheidskeuzeknop halverwege
tussen de standen "1" en "2", kan het gereedschap
beschadigd worden.
LET OP:
Verander de instelling van de snel-
heidskeuzeknop niet terwijl het gereedschap
draait. Dat kan het gereedschap beschadigen.
Stand van de
Snelheid
snelheids-
keuzeknop
1
Laag
2
Hoog
Als u de snelheid wilt veranderen, schakelt u eerst het
gereedschap uit. Selecteer stand "2" voor een hoge
snelheid of stand "1" voor een lage snelheid met een
hoog koppel. Let op dat de snelheidskeuzeknop geheel
in de juiste stand is gezet voordat u gaat werken.
Als de snelheid van het gereedschap tijdens gebruik in
stand "2" sterk afneemt, zet u de knop in stand "1" en
begint u het gebruik opnieuw.
De werkingsfunctie kiezen
KENNISGEVING:
Zorg dat de ring precies staat
ingesteld op de gewenste functiemarkering. Als u het
gereedschap gebruikt met de ring halverwege tussen
de functiemarkeringen, kan het gereedschap bescha-
digd worden.
KENNISGEVING:
Verander de werkingsfunctie
niet terwijl het gereedschap draait.
► Fig.8: 1. Werkingsfunctiekeuzering 2. Markering
3. Pijlteken
Dit gereedschap heeft twee werkingsfuncties.
•
Boorfunctie (alleen draaien)
•
Schroevendraaierfunctie (draaien met
koppeling)
Selecteer een functie die geschikt is voor uw
werk. Draai de werkingsfunctiekeuzering en lijn de
gewenste markering uit met het pijlteken op het
gereedschapshuis.
Koppel
Toepassing
Hoog
Zware
belasting
Laag
Lichte
belasting
35 NEDERLANDS
Het aandraaikoppel instellen
► Fig.9: 1. Instelring 2. Werkingsfunctiekeuzering
3. Koppelaanduiding 4. Pijlteken
Door de instelring te draaien, kan het aandraaikoppel
worden ingesteld op 21 niveaus. Voor het minimumaan-
draaikoppel kiest u 1 en voor het maximumaandraai-
koppel kiest u 21.
1.
Lijn de markering
schapshuis door de werkingsfunctiekeuzering te draaien.
2.
Lijn de koppelaanduiding uit met het pijlteken op
het gereedschapshuis door de instelring te draaien.
Alvorens met het eigenlijke werk te beginnen, draait u
eerst een testschroef in uw werkstuk of een stuk iden-
tiek materiaal, om te bepalen welk aandraaikoppel het
meest geschikt is voor een bepaalde toepassing.
MONTAGE
LET OP:
Zorg altijd dat het gereedschap is
uitgeschakeld en de accu ervan is verwijderd
alvorens enig werk aan het gereedschap uit te
voeren.
De zijhandgreep (hulphandgreep)
aanbrengen
► Fig.10: 1. Groef 2. Stalen band 3. Uitsteeksel
4. Handgreepvoet 5. Zijhandgreep
Gebruik altijd de zijhandgreep om verzekerd te zijn van
een veilig gebruik.
Breng de zijhandgreep zodanig aan dat de uitsteeksels
op de handgreepvoet en stalen band in de groeven in
de schacht van het gereedschap vallen. Zet vervolgens
de handgreep vast door deze rechtsom te draaien.
Afhankelijk van uw toepassing kan de zijhandgreep
recht omhoog of aan de linker- of rechterkant van het
gereedschap worden aangebracht.
Het schroefbit/boorbit aanbrengen
of verwijderen
► Fig.11: 1. Bus
Draai de klembus linksom los om de klauwen te ope-
nen. Plaats het schroefbit/boorbit zo ver mogelijk in de
spankop. Draai de klembus rechtsom om het bit in de
spankop vast te zetten. Om het schroefbit/boorbit te
verwijderen, draait u de klembus linksom.
De schroefbithouder aanbrengen
Optioneel accessoire
► Fig.12: 1. Schroefbithouder 2. Schroefbit
Pas de schroefbithouder op de uitstekende nok aan
de voet van het gereedschapshuis, links of rechts naar
keuze, en zet de bithouder vast met een schroef.
Wanneer u het schroefbit niet gebruikt, kunt u het in de
schroefbithouders opbergen. Schroefbits van 45 mm
lengte kunnen hier worden bewaard.
uit met de pijp op het gereed-