PARAMETERS INSTALLATEUR:
Deze parameters staan op verborgen schermen en moeten gewoonlijk alleen tijdens de installatiefase worden gewijzigd. Om toegang tot deze
pagina's te krijgen, moet u het apparaat in stand-by schakelen en de toetsen "+" en "-" tegelijkertijd 5 seconden ingedrukt houden. Nadat u
het verborgen menu hebt geopend, gebruikt u de pijltoetsen "<<" en ">>" om door de schermen te bladeren en de toetsen "+" en "-" om de
parameters te wijzigen. Om terug te gaan naar het hoofdscherm, drukt u op de centrale toets. Het is mogelijk dat bepaalde parameters niet
zichtbaar zijn, als de betreffende functie niet is geactiveerd.
Pmax
3.0 BAR
van de kranen hoe dan ook alleen gegarandeerd als ook de werking van de debietregelaar is geactiveerd, aangezien Sirio de pomp uitschakelt
wanneer de waterstroom die erdoorheen gaat onder de minimumwaarde (circa 2 liter/minuut) zakt, ongeacht de druk die in de installatie is
bereikt.
Dp.start
0.5 BAR
en Pmin bedraagt 0,3 Bar, de aanbevolen waarde is minstens 0,5 Bar.
P.dr.ru.
0.5 BAR
P.limit
9.0 BAR
Pmax2
9.0 BAR
Dp.stop
0.5 BAR
Unit
BAR
Imax
0,5Amp
d.w.z. een lichte overbelasting leidt tot langere activeringstijden, terwijl een sterke overbelasting veel sneller tot onderbreking leidt. Bij de
inschakeling van het apparaat zal, als de parameter Imax is ingesteld op 0,5 A (fabrieksinstelling), in het display automatisch de pagina voor
instelling van de maximumstroom en er is geen handeling toegestaan voordat er een limietwaarde voor de stroomopname is ingesteld.
Rotat.
-->
Min.Fre.
25 Hz
Pmax: via deze parameter kan de set-point waarde van het apparaat worden ingesteld. Dit is de waarde voor de
constante druk die men in de installatie wil verkrijgen (maximumdruk). Gedurende zijn werking regelt Sirio het
aantal omwentelingen van de elektropomp om dit aan te passen aan de daadwerkelijke vraag van de gebruikers,
en zorgt er zo voor dat de druk in de installatie constant wordt gehouden. In het geval er Pmax waarden worden
ingesteld die hoger zijn dan de maximale opvoerhoogte van de pomp, wordt de stop van de motor bij het sluiten
Delta P start: deze parameter stelt de negatieve drukdelta in ten opzichte van Pmax voor het starten van de
pomp. Bij opening van een willekeurige gebruiker, wordt de pomp niet geactiveerd zolang de druk in de
installatie niet is gedaald tot onder een Pmax die een waarde heeft zoals ingesteld in deze parameter. Nadat de
motor is gestart, wordt het toerental ervan zodanig geregeld dat de drukwaarde zo dicht mogelijk bij de in de
parameter Pmax ingestelde waarde wordt gehouden. Het kleinste verschil dat kan worden ingesteld tussen Pmax
Drukwaarde droogdraaien: deze parameter heeft alleen invloed bij het bedrijf met gedeactiveerde
debietregelaar. Bepaalt de minimumwaarde van de druk waaronder, met op maximumfrequentie werkende
motor, de beveiliging tegen droogdraaien wordt geactiveerd.
Limietdruk: met deze parameter wordt de limiet voor de activering van de overdrukbeveiliging ingesteld.
De activering van de overdrukbeveiliging blokkeert de werking van de inverter totdat de gebruiker een reset
uitvoert.
Pmax2: via deze parameter kan de waarde van het secundaire set-point van het apparaat worden ingesteld.
Wanneer het hulpcontact (of de ingang van de I/O hulpkaart) extern wordt gesloten, wordt de drukwaarde die is
ingesteld in Pmax2 het nieuwe set-point, op basis waarvan Sirio het aantal omwentelingen van de elektropomp
regelt.
Delta P stop: met deze parameter wordt de positieve druk-delta ten opzichte van Pmax ingesteld voor de
onmiddellijke stop van de elektropomp. Gedurende de normale werking wordt bij het sluiten van de kranen de
pomp gestopt na een tijd die is ingesteld in de parameter "vertraging stop". Indien de druk in de installatie echter
hoger wordt dan de waarde Pmax van een delta die hoger is dan in deze parameter ingesteld, wordt de pomp
onmiddellijk gestopt om voor de installatie schadelijke overdruk te voorkomen.
Meeteenheid: selecteert de meeteenheid in BAR of PSI
Imax: door middel van deze parameter is het mogelijk de maximaal onder normale omstandigheden door de
elektropomp opgenomen stroom in te stellen, zodat de motor zelf gestopt wordt in het geval van een te hoge
opname. De motor wordt ook gestopt wanneer de gedurende de werking afgelezen stroom lager is dan 0,5 A als
gevolg van de onderbreking van de aansluiting tussen de motor en Sirio. De activeringstijd van de beveiliging
tegen te hoge stroomopname is omgekeerd evenredig met de omvang van de overbelasting die aan de gang is,
Draairichting (alleen uitvoeringen voor driefase pompen): vanuit dit scherm kan de draairichting van de
elektropomp worden omgedraaid zonder de bedrading van de elektrische motor te veranderen. Om de
draairichting van de motor te veranderen, gebruikt u de toetsen "+" en "-"; de door de pijl aangegeven richting
dient louter ter indicatie en geeft niet de daadwerkelijke draairichting aan - deze moet in elk geval door de
installateur worden geverifieerd.
Minimumfrequentie: deze parameter bepaalt de minimumfrequentie waarmee de pomp wordt gestart en gestopt.
Voor driefasige pompen wordt een waarde van 25Hz aanbevolen, voor eenfasige pompen 30Hz.
Raadpleeg ook de informatie van de fabrikant van de elektropomp om te bepalen met welke minimumfrequentie
de aangesloten elektromotor kan werken.