Een tarragewicht kan op elk gewenst moment, dat wil zeggen in beladen en onbeladen toestand,
ingegeven worden. Voor een hogere nauwkeurigheid kan een tarragewicht met een kleiner
schaaldeel ingegeven worden, onafhankelijk van de grootte van het gewicht en van de schaaldeel
van de indicator.
Een tarragewicht dat groter is dan de zogenoemde MAX1 van het weegsysteem, wordt niet door
de indicator geaccepteerd. De MAX1 is de grootte van het gewicht van het eerste weegbereik; in
de standaard uitvoering 200 kg (zie 3.1.). Als een grotere waarde is ingegeven, toont het display:
"HELP4". Door op toets PT te drukken, verdwijnt deze HELP aanduiding.
Op toets PT drukken.
De laatst gebruikte tarrawaarde wordt weergegeven.
Het meest rechtse segment knippert.
Gedurende drie seconden op toets ENTER (
gebruikt wordt.
Of
Op toets PT drukken.
Op toets waarde omhoog of omlaag drukken totdat het knipperende segment de
gewenste waarde heeft.
Op toets ENTER (
) drukken voor aanpassing van het volgende segment.
Deze handelingen herhalen tot de gewenste tarrawaarde op het display wordt weergegeven.
Om het tarragewicht te activeren maar niet op te slaan: gedurende drie seconden op toets
ENTER (
) drukken om de waarde te bevestigen.
Het tarragewicht is nu geactiveerd.
De indicatiebalk "NET" brandt.
Als het systeem beladen is, verschijnt de nettowaarde op het display.
Als het systeem onbeladen is, geeft de uitlezing de ingegeven tarrawaarde negatief weer.
De ingegeven waarde blijft actief tot het systeem wordt uitgeschakeld, een nieuw
tarragewicht wordt ingegeven, een nieuwe last wordt uitgetarreerd (zie 3.4.), of door de
tarrawaarde op nul te stellen:
Het weegsysteem is beladen: druk gedurende twee seconden op toets PT. De
tarrawaarde wordt op nul gesteld en het systeem keert terug in de standaard
weegmode.
) drukken als de actuele tarrawaarde opnieuw
‐ 20 ‐