NL – NEDERLANDS
3. Wanneer u zich in de buurt van de klep (binnen 2 cm of 0.8 in) bevindt, zal
het apparaat een locatiepunt weergeven. Om het apparaat te centreren over
het klepmechanisme, verplaatst u het apparaat om de locatiepunt in de cirkel
van de klep uit te lijnen. Verplaats het apparaat in een lineaire richting parallel
aan de klep waarbij het concave gedeelte van de basis van het apparaat
in contact is met de patiënt . Het is belangrijk om de juiste oriëntatie met
stroomrichting te behouden.
Opmerking: kantelen van de locator kan leiden tot problemen bij het
lokaliseren, aangeven en bijstellen van de klep.
LET OP: het niet nauwkeurig oriënteren van het apparaat met de stroomrichting van
de klep kan leiden tot een onnauwkeurige indicatie van de klepinstelling.
Concave gedeelte van de basis van het apparaat
4. Zodra het apparaat is gecentreerd, licht de locatiepunt met een vinkje wit op
en verschijnt er een scherm met indicatieknop. Eén volledig zichtbaar getal in
het venster geeft de huidige klepinstelling aan.
61