VOORZICHTIG:
Om het risico op ernstig oogletsel
te verminderen, mag u nooit rechtstreeks
in de laserstraal kijken zonder een laserbril.
Raadpleeg hoofdstuk Accessoires voor
belangrijke informatie.
• Markeer altijd het midden van de laserstraal.
• Extreme temperatuurschommelingen kunnen
voorwerpen of gebouwen, statieven, materiaal
etc. laten uitzetten, dit kan de nauwkeurigheid
beïnvloeden. Controleer de nauwkeurigheid
NL
regelmatig tijdens uw werkzaamheden.
• Controleer de nauwkeurigheid van de laser als
deze is omgevallen. Raadpleeg hoofdstuk De laser
nauwkeurigheid controleren.
De laser inschakelen
Plaats de laser op een vlak oppervlak wanneer
de laser uitgeschakeld is. Dit model heeft een
vergrendelingsschakelaar voor de slingerwerking
en een toetsenblok
2
laserstralen met twee AAN/UIT-schakelaars, één voor
een horizontale laserlijn
laserlijn
. Elk van de laserlijnen schakelt u in door
de vergrendelingsschakelaar van de slingerwerking
naar de stand UNLOCKED/ON (Niet-vergrendeld/
Aan) te verplaatsen en op de AAN/UIT-knop van uw
keuze op het toetsenblok te drukken. De laserlijnen
kunnen individueel worden ingeschakeld of allemaal
tegelijkertijd. U kunt de laserlijnen uitschakelen door
nogmaals op de AAN/UIT-knoppen te drukken. De
vergrendelingsschakelaar van de slingerwerking
schakelt de laserstralen uit en vergrendelt de slinger,
en moet altijd in de stand LOCKED/OFF staan
wanneer de laser niet in gebruik is.
Als de vergrendelingsschakelaar van de slingerwerking
niet in de vergrendelde positie staat, knipperen alle
4 LED's op de batterijmeter.
74
voor het activeren van
9
en één voor een verticale
De nauwkeurigheid van de
laser controleren
Het lasergereedschap is verzegeld en gekalibreerd in
de fabriek. Aanbevolen wordt een nauwkeurigheidstest
uit te voeren vóór u de laser voor de eerste keer
gebruikt (voor het geval dat de laser aan extreme
temperaturen blootgesteld is geweest) en dat daarna
regelmatig te doen, zodat de nauwkeurigheid van uw
werk gewaarborgd is. Volg onderstaande richtlijnen,
wanneer u een van de nauwkeurigheidscontroles die
in deze handleiding worden genoemd, uitvoert:
• Gebruik het grootst mogelijke oppervlak/de grootst
mogelijke afstand, het dichtst bij de werkafstand.
Hoe groter het oppervlak/de afstand, des te
gemakkelijker is het de nauwkeurigheid van de laser
te meten.
• Plaats de laser op een gladde, vlakke, stabiele
ondergrond, die waterpas is in beide richtingen.
• Markeer het midden van de laserstraal.
Kalibratietest ter plaatse
Nauwkeurigheid controleren –
horizontale straal, scanrichting (afb. D)
Voor een horizontale kalibratie van de laser zijn
twee wanden nodig die 9 m van elkaar verwijderd
zijn. Het is belangrijk een kalibratietest uit te voeren,
waarvan de afstand niet korter is dan de afstand
van de toepassingen waarvoor het gereedschap zal
worden gebruikt.
1.
Bevestig de laser met behulp van de draaibeugel
op een wand. Controleer dat de laser recht
vooruit is gericht.
2.
Schakel de horizontale straal van de laser in
en draai de laser ongeveer 45˚, zo dat het
meest rechtse uiteinde van de laserlijn de wand
ertegenover op een afstand van ten minste 9 m