MBA_BA.book Seite 155 Donnerstag, 18. Juni 2015 7:44 07
G
WAARSCHUWING
Als het kinderzitje op een van de zitplaatsen
achterin wordt gebruikt, mag de voorstoel
slechts zo ver naar achteren worden gezet,
dat het kind met de voeten niet tegen de rug-
leuning stoot. De rugleuning van de voorstoel
moet overeenkomstig de beschrijving in de
handleiding van de auto ingesteld zijn. An-
ders kan het kind bij een ongeval of bij abrup-
te remmanoeuvres letsel oplopen.
Om het gevaar voor letsel van de inzittenden
voorin te reduceren, moeten ze een zithou-
ding kiezen die zo ver mogelijk van de airbag
verwijderd is. De bestuurder moet er boven-
dien op letten, dat zijn zithouding het veilig
besturen van de auto mogelijk maakt.
G
GEVAAR
Het kinderzitje moet stevig staan en niet kun-
nen kantelen; dit controleren alvorens u het
kind in het kinderzitje plaatst. De schouder-
gordels als het kinderzitje is uitgebouwd al-
leen instellen met behulp van een tweede
persoon, om kantelen van het kinderzitje met
een kind erin te vermijden. Het kind kan let-
sel oplopen, als het kinderzitje omvalt.
G
GEVAAR
Als een kind in een naar voren gericht kinder-
zitje op de passagiersstoel wordt beveiligd en
de passagiersstoel te dicht bij het dashboard
wordt geplaatst, kan het kind bij een ongeval:
• bijvoorbeeld met onderdelen van het inte-
rieur in contact komen, als het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt
• door de airbag wordt geraakt als het con-
trolelampje PASSENGER AIR BAG ON
brandt.
Er bestaat een verhoogd gevaar voor letsel of
zelfs levensgevaar!
De passagiersstoel altijd zo ver mogelijk naar
achteren zetten en de zitting volledig inschui-
ven. Daarbij altijd de correcte ligging van de
schoudergordel vanaf de gordelgeleiding van
de auto naar de schoudergordelgeleiding van
het kinderzitje in acht nemen. De schouder-
gordelband moet vanuit de gordelgeleiding
naar voren en omlaag verlopen.
Naar behoefte de gordelgeleiding en de pas-
sagiersstoel overeenkomstig instellen.
Ook altijd de informatie over de correcte
plaatsing van het kinderzitje in acht nemen.
Waarschuwingsaanwijzingen
G
GEVAAR
De autogordel mag nooit tussen het kinder-
zitje en de schoudergordels van het kinderzit-
je worden gevoerd.
Anders is het kind niet zoals voorgeschreven
beveiligd en kan het kind bij een ongeval, ab-
rupte remmanoeuvres of plotselinge rich-
tingswijzigingen zwaar of dodelijk letsel
oplopen.
G
GEVAAR
De autogordel moet strak getrokken worden
en mag in geen geval verdraaid zijn. Als de
autogordel van het kinderzitje niet of niet cor-
rect bevestigd is, kan het kind bij een onge-
val, abrupte remmanoeuvre of een
plotselinge verandering van richting niet wor-
den tegengehouden en zwaar of dodelijk let-
sel oplopen.
155