NL
4 Rijrichtinghendel
Instellingen mogen alleen worden uitgevoerd als
de machine stilstaat. Druk hiervoor het rempedaal
helemaal in en houd het ingedrukt.
Vooruit = hendel op „F/
Vrijloop = hendel op „N"
Achteruit = hendel op „R/
5 Uitwerpklep
6 Hendel voor maaihoogte-instelling
Met de hendel de verschillende maaihoog-
testanden instellen (1 tot max. 5 - afhankelijk van
model).
Stand 1 = laagste maaihoogte – snijmechanisme
helemaal omlaag.
Stand 5* = hoogste maaihoogte – snijmechanisme
helemaal omhoog.
(* Afhankelijk van model. Hoogste getal komt
overeen met de hoogste maaihoogte).
7 PTO-hendel
Met de PTO-hendel wordt het snijmechanisme
mechanisch in-en uitgeschakeld.
Snijwerk uitschakelen
= hendel uit uitsparing duwen en helemaal naar
achter trekken.
Snijwerk inschakelen
= hendel langzaam naar voren duwen en in de
uitsparing vergrendelen.
8 Tankdop
Tanken
9 Olievulopening
Olie bijvullen en oliepeil controleren.
10 Gashendel (afhankelijk van uitvoering)
Motortoerental traploos instellen.
Hoog motortoerental =
Laag motortoerental =
11 Choke (afhankelijk van uitvoering)
Trek de choke uit als u de motor koud start
(11a) of de gashendel in stand
(11b).
12 Blikjeshouder
13 Accu
14 Accuoplaadaansluiting
(afhankelijk van uitvoering)
Voor het aansluiten van een optioneel verkrijgbaar
accu-laadapparaat.
15 Aanhangkoppeling (afhankelijk van uitvoering)
Bediening
Ook de aanwijzingen in het motor handboek
opvolgen!
Gevaar
Verwondingsgevaar
Personen, kinderen of dieren mogen zich bij het
maaien nooit in de buurt van de machine bevinden.
Ze kunnen gewond raken door naar buiten geslin-
gerde stenen en dergelijke.
Kinderen mogen de machine nooit bedienen.
Wees bijzonder voorzichtig bij achteruit maaien
(machines met OCR-schakelaar).
44
"
"
.
.
zetten
Er mogen zich geen personen in het werkbereik van
de machine bevinden.
Maak de grasvanger nooit leeg terwijl de messen
draaien.
Bij het leegmaken van de grasvanger kunt u of
kunnen anderen gewond raken door naar buiten
geslingerd maaigoed.
Bij het maaien op steile hellingen kan de machine
kantelen en u kunt gewond raken. Rijd nooit dwars
op de helling, maar alleen omhoog en omlaag.
Hellingen alleen met een neiging van maximaal 20
% berijden. Niet op de helling keren. Bij het maaien
van nat gras kan de machine wegglijden door ver-
minderde grip op de grond en kunt u vallen. Maai
alleen als het gras droog is.
Een te hoge snelheid leidt tot gevaar voor
ongevallen.
Houd voldoende afstand bij het maaien langs ran-
den, bijv. in de buurt van steile hellingen, onder
bomen of langs struiken en heggen.
Wees bijzonder voorzichtig als u bij het maaien
achteruit rijdt.
Controleer het terrein waar u de machine gebruikt
en verwijder alle voorwerpen die kunnen worden
meegenomen en weggeslingerd door de machine.
Als een voorwerp (bijv. een steen) door het mes
wordt geraakt of als de machine abnormaal begint
te trillen:
motor onmiddellijk uitzetten. Machine vóór verder
gebruik door een gespecialiseerde werkplaats op
schade laten onderzoeken.
Ga bij sikkelmaaiers nooit voor de grasuitwerpope-
ningen staan.
Houd nooit uw handen of voeten tegen of onder
draaiende onderdelen.
De motor uitzetten de contactsleutel uit het contact
trekken en de bougiestekker lostrekken voor het
losmaken van blokkeringen of verwijderen van ver-
stoppingen in het uitwerpkanaal.
Gebruik de machine niet bij slechte weersomstan-
digheden of bij kans op bijv. regen of onweer.
Verstikkingsgevaar door koolmonoxide
Laat de verbrandingsmotor alleen buitenshuis lopen.
Explosie- en brandgevaar
Brandstof- en benzinedampen zijn explosief en
brandstof is zeer brandbaar.
Vul de tank met brandstof voordat u de motor start.
De tank moet gesloten blijven als de motor loopt of
nog heet is. Vul de tank alleen met brandstof als de
motor is uitgeschakeld en afgekoeld. Vermijd open
vuur en vonkvorming en rook niet. Tank het appa-
raat alleen in de open lucht.
Start de motor niet als brandstof is gemorst.
Machine van de plaats duwen waar de brandstof
is gemorst en wachten totdat de brandstofdampen
vervluchtigd zijn.
Om brandgevaar te voorkomen, de volgende onder-
delen vrij houden van gras en lekolie: Motor, uitlaat
en brandstoftank.
Bediening