Bediening
Gevaar
Verwondingsgevaar defecte machine
Gebruik de machine alleen in probleemloze toe-
stand. Voer vóór elk gebruik een visuele controle uit.
Controleer vooral veiligheidsvoorzieningen, maaige-
reedschappen en bevestiging, bedieningselementen
en schroefverbindingen en controleer of deze niet
beschadigd zijn en goed vastzitten.
Vervang beschadigde onderdelen vóór het in
gebruik nemen.
Gevaar
Verwondingsgevaar
Geen test-, controle-, onderhouds- of instelwerkzaam-
heden uitvoeren terwijl de motor loopt of heet is.
Werktijden
Neem de nationale/gemeentelijke voorschriften
met betrekking tot de gebruikstijden in acht (evt.
bij de verantwoordelijke instantie opvragen).
Vóór elk gebruik
Het volgende controleren:
alle veiligheidsvoorzieningen,
■
het oliepeil van de motor (zie motorhandboek),
■
de inhoud van de tank,
■
de bandenspanning,
■
Ventilatiesleuven rondom de motor op vuil en
■
maairesten.
Tanken en oliepeil controleren
Afb. 5
Aanwijzing
De motor is in de fabriek al met olie gevuld
s.v.p. controleren en indien nodig bijvullen.
Tank loodvrije benzine. Zie motorhandboek.
■
Vul de brandstoftank tot maximaal 2,5 cm onder
■
de rand van de vulopening.
Brandstoftank goed afsluiten.
■
Controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tussen
■
de markeringen „FULL/max." en „ADD/min." liggen
(Zie ook het handboek van de motor).
Bandenspanning controleren
Aanwijzing
Om productieredenen kan de bandenspan-
ning hoger zijn dan noodzakelijk.
Bandenspanning controleren. Indien nodig corri-
■
geren (zie gedeelte „Onderhoud"):
- voor:
1,0 bar
- achter:
0,7 bar
Bestuurdersstoel instellen
Afb. 2
Stoel in de gewenste positie brengen.
■
Motor starten
Aanwijzing
Neem de informatie in de gebruiksaanwij-
zing van de motor in acht.
- Enkele modellen hebben geen gashendel. Het
toerental wordt automatisch ingesteld. De motor
loopt altijd met optimaal toerental.
- Enkele modellen hebben geen choke en geen
primer. De motor stelt zich automatisch op de start
in.
Open de benzinekraan (indien aanwezig – zie de
■
motorhandboek).
Neem plaats op de bestuurdersstoel.
■
Het snijwerk uitschakelen en omhoog zetten:
■
- PTO-hendel in Uit-stand
- De hendel voor het instellen van de maaihoogte
instellen op „5" (snijmechanisme boven).
De parkeerrem activeren.
■
Zet de rijrichtinghendel op „N".
■
Zet de gashendel (indien aanwezig) op
■
Trek bij een koude motor de choke (indien aan-
■
wezig) uit of zet de gashendel (indien aanwezig)
op
.
Draai de contactsleutel naar
■
(startpoging max. 5 seconden, wacht 10 seconden
tot de volgende poging). Loopt de motor, de con-
tactsleutel naar
Zodra de motor loopt, choke/gashendel (indien
■
aanwezig) langzaam terugzetten tot de motor
rustig loopt.
Motor stoppen
Gashendel (indien aanwezig) op middelste gas-
■
stand zetten.
Laat de motor ca. 20 minuten lopen.
■
Zet de contactsleutel naar
■
Trek de contactsleutel uit het contactslot.
■
Activeer de parkeerrem voordat u de machine
■
verlaat.
Rijden
Gevaar
Abrupt wegrijden, plotseling stoppen en rijden met te
hoge snelheid, verhoogt de kans op ongevallen en
kan tot beschadiging van de machine leiden. Wees
bijzonder voorzichtig bij het achteruitrijden. Verstel
het stuurwiel, resp. de bestuurdersstoel nooit tijdens
het rijden.
Let op Beschadiging van de machine.
Verander nooit van rijrichting zonder de machine
eerst tot stilstand te brengen.
Motor zoals aangegeven starten.
■
De parkeerrem losmaken: Koppelings-/rempedaal
■
helemaal indrukken. Hendel naar een snelheids-
stand duwen.
brengen.
tot de motor loopt
/
zetten.
.
NL
.
45