22.
Zorg ervoor dat de stekker hoorbaar in het stekkerhuis
vastklikt.
23.
Draai de wartelmoer vast.
Wisselstroomkabel met huisaansluiting verbinden
24.
Schakel de zekering op de huisaansluiting uit.
25.
Verbind de wisselstroomkabel met de huisaansluiting.
5.7
Aansluiting gelijkstroom voorbereiden
Gevaar!
Levensgevaar door elektrische schok!
Gelijkstroomkabels aan fotovoltaïsche modu-
les voeren al bij lichte lichtinval stroom.
▶
Zorg ervoor dat de gelijkstroomkabel niet
met de fotovoltaïsche generator verbon-
den is, voordat u daaraan werkt.
▶
Vermijd contact met stroomvoerende on-
derdelen.
▶
Draag geschikte veiligheidshandschoe-
nen.
Gelijkstroom connectors aanbrengen
1.
Zorg ervoor dat er geen spanning op de kabel staat.
2.
Gebruik alleen de meegeleverde gelijkstroomstekker of
een andere, door de fabrikant van het product toege-
stane connector.
–
De afbeelding toont als voorbeeld de SUNCLIX
gelijkstroomstekker "+".
3.
Als de meegeleverde gelijkstroomstekker niet geopend
aanwezig is, neem dan de informatie m.b.t. het openen
van de gelijkstroomstekker (→ Pagina 356) in acht.
4.
Zorg ervoor dat de gebruikte gelijkstroomstekker bij de
poling van de gelijkstroomkabel past.
5.
Beschadig bij het isoleren van de uitwendige omhulling
van de kabel niet de inwendige ader.
6.
Isoleer de inwendige ader ca. 15 mm.
A
C
1
Veer
7.
Voer de ontmantelde inwendige ader met gevlochten
litzedraden conform de afbeelding in de achterkant van
de gelijkstroomstekker tot aan de aanslag (A).
◁
De uiteinden van de litzedraden zijn in de veer (1)
zichtbaar.
8.
Sluit de veer (B).
9.
Controleer of de ader mechanisch vast in de stekker
gestoken zit. Corrigeer evt.
10.
Schuif het stekkerhuis over de stekker (C).
11.
Draai de behuizing van de gelijkstroomstekker dicht
(D).
0020273429_03 Installatie- en onderhoudshandleiding
D
B
1
12.
Breng op dezelfde manier de tweede gelijkstroomstek-
ker op de tweede gelijkstroomkabel aan.
Gelijkstroomkabel met fotovoltaïsche generator
verbinden
13.
Zorg ervoor dat de fotovoltaïsche generator geen of
slechts zeer weinig stroom opwekt.
Aanwijzing
Bedek bijv. de fotovoltaïsche modules met
een vlies of voer de gelijkstroominstallatie 's
nachts uit.
14.
Verbind de gelijkstroomkabel met een fotovoltaïsche
generator.
5.8
Ondulator installeren
1.
Zorg ervoor dat de lastscheider op de ondulator op (0)
staat.
2.
Zorg ervoor dat er geen wisselstroom op de ondulator
is aangesloten.
3.
Zorg ervoor dat de leidingveiligheidsschakelaar uitge-
schakeld is.
4.
Zorg ervoor dat de fotovoltaïsche generator bij de aan-
sluiting op de ondulator geen of slechts zeer geringe
stroom opwekt.
5.
Controleer evt. de poling van de gelijkstroombekabe-
ling van de fotovoltaïsche generator.
6.
Verbind de gelijkstroomkabels met de ondulator.
7.
Verbind de wisselstroomkabel met de ondulator.
8.
Zorg ervoor dat aan de landspecifieke eisen aan het
gebruik van een fotovoltaïsch systeem is voldaan.
9.
Breng de stroomtoevoer naar de ondulator tot stand
(leidingveiligheidsschakelaar inschakelen).
5.9
Energieopslagsysteem (optioneel)
▶
Neem de installatiehandleiding van het energieopslag-
systeem in acht.
5.10
Dataverbinding aansluiten (optioneel)
▶
Neem de handleidingen in acht van de producten die
met een dataverbinding op de ondulator moeten worden
aangesloten.
▶
Zorg ervoor dat aan de eisen aan bekabeling, aansluiting
en adressering van de extern aangesloten producten
wordt voldaan.
▶
Houd tussen dataverbindingskabels en gelijkstroom- en
wisselstroomkabels een afstand van 200 mm aan, om
storingen in de gegevensoverdracht tot een minimum te
beperken.
Via dataverbindingen communiceert de ondulator met an-
dere toegestane producten.
De ondulator heeft drie interfaces voor dataverbindingen:
–
Ethernet (LAN) [RJ45]
Voor de verbinding met een internetrouter, om gegevens
naar het webportaal te sturen en een groot aantal func-
ties van het fotovoltaïsche systeem via een browser te
bedienen.
–
RS485-Bus (COM1) [RJ45]
Voor de verbinding met toegestane producten, bijv. voor
energiemanagement.
–
Modbus (COM2) [RJ45]
349