Optie
Output mode (Uitvoermodus) Stelt de uitvoermodus in tijdens kalibratie- of onderhoudstaken:
Service reminder
(Onderhoudsherinnering)
Reminder interval
(Herinneringsinterval)
Configuratie resetten naar
standaardwaarden
5.3 Kalibratie
5.3.1 Offset-, factor- en standaardkalibratie
Gebruik de optie voor offset- en/of factorkalibratie wanneer het proceswater vaste stoffen bevat (bijv.
actief slib). Gebruik de standaardkalibratieoptie voor schone monsters.
1. Ga als volgt naar het apparaatmenu:
• SC200- en SC1000-controllers—Ga naar het hoofdmenu en selecteer Sensor setup
(Sensorinstellingen). Selecteer de sensor, indien van toepassing.
• SC4500-controller en Claros-interface—Selecteer het icoon van het apparaat en selecteer
Device menu (Apparaatmenu).
2. Selecteer Calibration (Kalibratie). Selecteer de parameter, indien van toepassing.
3. Selecteer een optie.
Optie
Offset
Factor
Standard calibration
(Standaardkalibratie)
Calibration interval
(Kalibratie-interval)
190 Nederlands
Beschrijving
• Hold (Vasthouden)—Houdt de laatst gemeten waarde vast wanneer de
controller naar het kalibratie- of onderhoudsmenu gaat.
• Active (Actief)—Verzendt de huidige waarde. De controller corrigeert de
meetwaarde met de laatst opgeslagen kalibratiegegevens.
• Set transfer (Overdracht instellen)—Verzendt de in de
systeeminstellingen ingevoerde overdrachtswaarde.
• Selection (Selectie) (standaard)—De controller vraagt telkens wanneer
het kalibratie- of onderhoudsmenu wordt geopend om een waarde.
Stelt het tijdsinterval voor onderhoudsherinneringen in. Opties: uit, 3, 6,
12 (standaard) of 24 maanden.
Stelt het tijdsinterval voor onderhoudsherinneringen in. Opties: 1 dag,
3 dagen, 1 week (standaard), 2, 3 of 4 weken.
Verandert de sensorconfiguratie terug naar de fabrieksinstellingen.
Beschrijving
Hiermee voert u een offsetwaarde in om de standaardkalibratie aan te passen.
Opties: –10 % tot +10 % van het meetbereik (standaard: 0). Het meetbereik is
gebaseerd op het type apparaat zoals gespecificeerd door het meetbereik in
Specificaties
op pagina 177.
Opmerking: Gebruik Offset om de meetwaarden van de sensor aan te passen
in vergelijking met laboratoriumwaarden wanneer er constante afwijkingen van
de meting zijn. De instelling van Offset verlaagt of verhoogt de kalibratiecurve
van de sensor.
Hiermee voert u een hellingfactor in om de standaardkalibratie aan te passen.
Opties: van 0,8 tot 1,2 (standaard: 1)
Opmerking: Gebruik steekmonster met een bekende waarde of
standaardoplossingen om de hellingfactor vast te stellen.
Start calibration (Kalibratie starten)—Start een eenpuntskalibratie.
Standard value (Standaardwaarde)—Selecteert de waarde voor de
kalibratiestandaard.
Opmerking: De optie Standard calibration (Standaardkalibratie) is niet
beschikbaar als matrixkalibratie actief is.
Stelt het kalibratie-interval in. Opties: Uit (standaard), 1 week, 4 weken,
3 maanden of 6 maanden.
Opmerking: Niet beschikbaar als matrixkalibratie actief is.