► Fig.24
Houd het gereedschap stevig vast. Het gereedschap
is voorzien van zowel een voorhandgreep als een ach-
terhandgreep. Gebruik beide om het gereedschap zo
goed mogelijk vast te houden. Als u de zaag met beide
handen vasthoudt, kan het cirkelzaagblad nooit in uw
handen zagen. Plaats eerst de zool op het werkstuk dat
u wilt zagen, zonder dat het cirkelzaagblad het werkstuk
raakt. Schakel vervolgens het gereedschap in en wacht
totdat het cirkelzaagblad op maximaal toerental draait.
Duw het gereedschap nu gewoon naar voren over het
oppervlak van het werkstuk, houd het daarbij vlak, en
duw gelijkmatig totdat het zagen klaar is.
Zorg voor een schone zaagsnede door een rechte zaaglijn
en een constante voortgaande snelheid. Als de zaagsnede
niet verloopt volgens de voorgenomen zaaglijn, mag u niet
proberen het gereedschap iets te draaien of te dwingen
terug te keren naar de zaaglijn. Als u dit doet, kan het cir-
kelzaagblad vastlopen en een gevaarlijke terugslag optre-
den met mogelijk ernstig persoonlijk letsel tot gevolg. Laat
de schakelaar los, wacht tot het cirkelzaagblad tot stilstand
is gekomen en trek vervolgens het gereedschap terug. Lijn
het gereedschap uit met een nieuwe zaaglijn en begin weer
te zagen. Probeer te vermijden dat door de positie van het
gereedschap de gebruiker wordt blootgesteld aan zaag-
sel en spaanders die door de zaag worden uitgeworpen.
Gebruik oogbescherming om verwonding te voorkomen.
Haak
LET OP:
Verwijder altijd eerst de accu, voor-
dat u het gereedschap aan de haak ophangt.
LET OP:
Hang het gereedschap nooit op aan
de haak op een hoge plaats of ergens waar het
gereedschap uit balans kan raken en kan vallen.
Anders kan het gereedschap per ongeluk vallen en
ernstig letsel veroorzaken.
LET OP:
Trek het gereedschap niet omlaag
terwijl het aan de haak hangt.
LET OP:
Gebruik de onderdelen voor ophan-
gen of monteren uitsluitend waarvoor ze zijn
bedoeld. Het gebruik voor onbedoelde doeleinden
kan leiden tot een ongeval of persoonlijk letsel.
De haak is handig om het gereedschap tijdelijk aan op
te hangen. Hiertoe draait u de haak gewoon omhoog
totdat deze vastklikt in de geopende stand.
Als u de haak niet gebruikt, vouwt u deze weer omlaag
totdat deze vastklikt in de gesloten stand.
► Fig.25: 1. Haak 2. Geopende stand 3. Gesloten
stand
► Fig.26
Breedtegeleider (liniaal)
Optioneel accessoire
Met de handige breedtegeleider kunt u extra nauwkeu-
rig recht zagen. Schuif gewoon de breedtegeleider strak
tegen de zijkant van het werkstuk en zet deze op zijn
plaats vast met behulp van de schroef op de voorkant
van de zool van het gereedschap. Op deze manier is
het tevens mogelijk een zaagbeweging te herhalen met
identieke breedte.
► Fig.27: 1. Breedtegeleider (liniaal) 2. Klembout
Een touw (tuiriem) bevestigen
Veiligheidswaarschuwingen specifiek voor wer-
ken op hoogte
Lees alle veiligheidswaarschuwingen en alle
instructies. Het niet volgen van de waarschuwingen en
instructies kan leiden tot ernstig letsel.
1.
Houd het gereedschap altijd vastgebonden
tijdens het werken 'op hoogte'. De maximale
lengte van het touw is 2 m.
De maximaal toegestane valhoogte van het
touw (tuiriem) mag niet meer zijn dan 2 meter.
Gebruik uitsluitend met een touw dat geschikt
2.
is voor dit gereedschap en een draagvermo-
gen heeft van minstens 7,0 kg (15,4 lbs).
Veranker het touw van het gereedschap niet
3.
aan iets op uw lichaam of aan een verplaats-
baar voorwerp. Veranker het touw van het
gereedschap aan een stevige constructie die
de krachten van een vallend gereedschap kan
opvangen.
4.
Verzeker u er vóór gebruik van dat het touw
goed is vastgemaakt aan beide uiteinden.
5.
Inspecteer het gereedschap en touw vóór elk
gebruik op beschadigingen en correcte wer-
king (inclusief het materiaal en de stiksels).
Gebruik het niet wanneer het beschadigd is of
niet correct werkt.
6.
Wikkel touwen niet rondom scherpe of ruwe
randen en laat ze er niet mee in aanraking
komen.
7.
Bevestig het andere uiteinde van het touw bui-
ten het werkgebied zodat een vallend gereed-
schap stevig bevestigd blijft.
8.
Bevestig het touw zodanig dat het gereed-
schap tijdens het vallen zich verwijderd van de
gebruiker. Een gereedschappen dat valt zal aan
het touw slingeren, waardoor letsel kan worden
veroorzaakt of u uw evenwicht kunt verliezen.
9.
Gebruik niet nabij bewegende onderdelen of
draaiende machines. Als u zich hier niet aan
houdt, kan dat leiden tot beknellingsgevaar of
verstrikkingsgevaar.
10. Draag het gereedschap niet aan de bevesti-
gingsvoorziening of het touw.
11.
Verplaats het gereedschap uitsluitend tussen
uw handen terwijl u een goed evenwicht hebt.
12. Bevestig een touw niet aan het gereedschap
op een manier waardoor beschermkappen,
schakelaars of uit-vergrendelingen niet correct
kunnen werken.
13. Voorkom dat u verstrikt raakt in het touw.
14. Houd het touw uit de buurt van het snij- of
zaaggebied van het gereedschap.
15. Gebruik multiactie-karabijnhaken en kara-
bijnhaken met schroefsluiting. Gebruik geen
enkelvoudige karabijnhaken met veersluiting.
16. In het geval een gereedschap valt, moet het
worden gelabeld en buiten bedrijf gesteld,
en moet het worden geïnspecteerd door de
Makita-fabriek of een Makita-servicecentrum.
► Fig.28: 1. Gat voor touw (tuiriem)
53 NEDERLANDS