5.
Controleer de frees op barsten of beschadiging,
alvorens het gereedschap in te schakelen en
vervang onmiddellijk als de frees is gebarsten of
beschadigd.
6.
Zorg dat de frees niet in contact komt met spij-
kers enz. Verwijder derhalve alvorens met trim-
men
te
beginnen
dergelijke van het werkstuk.
7.
Houd het gereedschap stevig vast.
8.
Houd uw handen uit de buurt van de roterende
delen.
9.
Zorg dat de frees niet in contact is met het werk-
stuk wanneer u het gereedschap inschakelt.
10. Laat het gereedschap draaien, alvorens het
werkstuk te trimmen.
Controleer of er trillingen en/of schommelingen
zijn, die op een verkeerd geïnstalleerde frees
kunnen wijzen.
11. Zorg dat de rotatierichting overeenkomt met de
trimrichting.
12. Schakel het gereedschap onmiddellijk uit, als u
het niet meer gebruikt. Schakel het gereedschap
alleen in, als u het in handen houdt.
13. Schakel het gereedschap uit en wacht tot het
helemaal tot stilstand is gekomen, alvorens het
van het werkstuk te verwijderen.
14. Raak de frees onmiddellijk na het trimmen niet aan;
aangezien het nog gloeiend heet is en derhalve
brandwonden kan veroorzaken.
15. Wees voorzichtig en veeg het voetstuk van het
gereedschap niet af met verfverdunner, benzine,
olie of iets dergelijks, aangezien er anders bar-
sten in kunnen komen.
16. Gebruik frezen van de juiste schachtdiameter,
geschikt voor de snelheid van dit gereedschap.
17. Sommige materialen bevatten chemische stoffen
die vergiftig kunnen zijn. Vermijd inademing van
stof en contact met de huid. Volg de veiligheids-
instructies van de leverancier van het materiaal.
18. Gebruik altijd het juiste stofmasker/ademha-
lingsapparaat voor het materiaal en de toepas-
sing waarmee u werkt.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
WAARSCHUWING:
Laat u NIET misleiden door een vals gevoel van com-
fort en bekendheid met het gereedschap (na veelvul-
dig gebruik) en neem alle veiligheidsvoorschriften
van het betreffende product altijd strikt in acht. VER-
KEERD GEBRUIK of het niet naleven van de veilig-
heidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing kan
leiden tot ernstige verwondingen.
BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is verwijderd alvorens de
functies op het gereedschap te controleren of af te stel-
len.
De snijdiepte instellen (Fig. 1)
Om de snijdiepte in te stellen, draait u de klemhendel los
en beweegt u de zoolplaat omhoog of omlaag, al naar
gelang gewenst, door de afstelschroef te draaien. Na het
instellen draait u de klemhendel stevig aan om de zool-
plaat goed vast te zetten.
eventuele
spijkers
OPMERKING:
• Wanneer het gereedschap ook na aandraaien van de
klemhendel niet goed vast zit, draait u eerst de zes-
kantmoer aan en dan draait u de klemhendel vast.
In- en uitschakelen (Fig. 2)
en
LET OP:
• Let vooral op dat het gereedschap staat uitgeschakeld,
voordat u de stekker in het stopcontact steekt.
Om het gereedschap in te schakelen, drukt u op de "AAN
( I )" kant van de schakelaar. Om het gereedschap uit te
schakelen, drukt u op de "UIT (O)" kant van de
schakelaar.
Elektronische functies
Het gereedschap is voorzien van elektronische functies
die de bedeining vergemakkelijken, in de volgende
opzichten.
Constante snelheidsstabilisatie
Deze elektronische snelheidsregeling zorgt dat de
snelheid constant blijft. Dit maakt een preciese afwerking
mogelijk, omdat de snelheid constant blijft ongeacht de
belasting.
Soepele start
De soepele-startfunctie voorkomt een schokbeweging bij
het inschakelen, zodat u vanaf het begin nauwkeurig
kunt werken.
Snelheidsregelknop (Fig. 3)
U kunt de snelheid naar wens kiezen door de
snelheidsregelknop in te stellen op een numerieke
waarde van 1 tot 6.
U kiest een hogere snelheid door de knop in de richting
van de 6 te draaien. Voor een lagere snelheid draait u de
knop in de richting van de 1.
Zo kunt u precies de geschikte snelheid kiezen voor het
werk, m.a.w. u kiest de snelheid aan de hand van het
materiaal en de freesdiameter.
Zie de tabel voor de verhouding tussen de genummerde
stand van de knop en de snelheid van het gereedschap,
bij benadering.
Nummer
1
2
3
4
5
6
LET OP:
• Als het gereedschap langdurig achtereen op een laag
toerental blijft draaien, kan de motor overbelast raken,
met kans op defecten.
• De snelheidsregelknop kan alleen maar tot 6 gedraaid
worden, en terug naar 1. Probeer niet de knop voorbij
de 6 of de 1 te draaien, want dan zal de
snelheidsregeling falen.
-1
min
10 000
12 000
17 000
22 000
27 000
30 000
37