5. Installatie van Draineerbuizen
Aansluiting van de draineerleidingen van het buitenapparaat
Aftapbus
Afvoervat
6. Elektrische aansluitingen
6.1. Voorzichtig
1 Volg de voorschriften van uw overheidsorgaan voor technische standaards met
betrekking tot elektrische apparaten, bedradingsvoorschriften en aanwijzingen
van elk elektriciteitsbedrijf.
2 Bedrading voor de bediening (die vanaf nu transmissieleiding genoemd wordt)
moet apart (5 cm of meer) van de voedingskabel worden aangelegd zodat deze
niet wordt beïnvloed door elektrische ruis van de voedingskabel. (Plaats de
transmissieleiding en de voedingskabel niet in dezelfde elektriciteitsbuis.)
3 Zorg voor de voorgeschreven aarding voor het buitenapparaat.
4 Geef wat ruimte rond de bedrading van de doos met elektrische onderdelen van
de binnen- en buitenapparaten, want deze doos moet soms verwijderd worden
bij onderhoudswerkzaamheden.
5 Verbind de voedingskabel nooit met het aansluitbed van de transmissieleiding.
6
missieleidingen van verschillende systemen verbonden worden met dezelfde
meeraderige kabel, veroorzaakt de daaruit voortvloeiende slechte verzending
en ontvangst foutieve werking.
7
aansluitblok voor transmissie van het buitenapparaat.
(Transmissieleiding om aangesloten te worden op een binnenapparaat: Aansluit-
blok TB3 voor een transmissieleiding. Anders: Aansluitblok TB7 voor centrale
bediening)
Bij foutieve aansluiting zal het systeem niet werken.
<PUMY-SP·VKM>
L N
B1 B2
M1
TB1
C
A
B
<PUMY-SP·YKM>
L1 L2 L3 N
B1 B2
TB1B
TB1
B
C
A
A Netvoeding
B Voedingsspanning voor aftakdoos
C Schroef op schakelkast
D Transmissieleiding
Fig. 6-1
PAC-SG61DS-E
PAC-SH97DP-E
E
M2
S
M1
M2
S
F
TB3
TB7
D
E
M1
M2
S
M1
M2
S
F
TB3
TB7
D
E Schroef op de elektrokast
F Schroef op de elektrokast
8
of apparaten van verschillende koelsystemen in groepsverband moeten werken,
moet een transmissieleiding voor bediening gelegd worden tussen de buitenap-
paraten.
Sluit deze bedieningsleiding aan tussen de aansluitblokken voor centrale bedie-
ning. (2-dradige leiding zonder polariteit)
aansluiting op de hoofdbedieningseenheid, dient u de invoegklem van de kortsluit-
verbindingsklem van CN41 van één buitenapparaat naar CN40 te verplaatsen.
9 De groep wordt ingesteld met behulp van de afstandsbedieningseenheid.
0
1 Let er bij het aansluiten via een aftakdoos op dat u eerst de binnenunits en de
-
aftakdoos inschakelt, voordat u de buitenunit inschakelt.
2 Gebruik de klem op de unit om de op de aansluitblokken aangesloten kabels goed
vast te zetten. Zorg er bovendien voor dat de vastgezette kabels en de klem niet
in de weg zitten van de panelen.
6.2. Bedieningsdoos en aansluitpositie van bedrading
(Fig. 6-1)
1. Sluit de transmissieleiding voor binnenapparaten aan op het aansluitblok voor de
transmissielijn (TB3) of sluit de bedrading tussen buitenapparaten of de bedrading met
het centrale besturingssyteem aan op het aansluitblok voor centrale besturing (TB7).
de transmissieleiding van het binnenapparaat aan op de schroef (E of F), en sluit
de afscherming van de leiding tussen de buitenapparaten en de transmissieleiding
van het centrale besturingssysteem aan op de afschermingsaansluitklem (S) van
het aansluitblok van het centrale besturingssysteem (TB7). Daarnaast dient, in
het geval van een buitenapparaat waarbij de aansluitklem voor de netspanning
CN41 is vervangen door CN40, de aansluitklem (S) voor de afscherming van
aansluitblok (TB7) van het centrale besturingssysteem ook te worden aangesloten
op de schroef (E of F) met de bijgesloten aardedraad.
2. Ophangplaten voor de leidingen (ø27) worden meegeleverd. Leid de bedrading
voor de voeding en transmissie door de juiste uitstootopeningen en verwijder het
uitgestoten gedeelte uit de bodem van de aansluitdoos en sluit de draden aan.
3. Bevestig de draden van de voeding aan de aansluitdoos met de trekontlastingsbus
(PG-aansluiting of gelijksoortig).
4. Het aansluitblok (TB1B) wordt gebruikt voor het voeden van de aftakdoos
(220 ~ 240 V AC, max. 6 A).
Voorzichtig:
Sluit de transmissieleiding van de binnenunit of de centrale besturing nooit
aan op dit aansluitblok (TB1B). Als de signaaldraden aangesloten zijn, kan
het aansluitblok van de binnenunit of de centrale besturing beschadigd raken.
87