4. Bedrijfsfuncties
Koeling
In overeenstemming met het verschil in
de omgevings- en de geprogrammeerde
temperatuur schakelt de microprocessor het
toestel in koeling in.
- Als de omgevingstemperatuur hoger is
dan de aangegeven temperatuur, werkt
het toestel in koeling.
- Als de omgevingstemperatuur lager is dan
de aangegeven temperatuur, schakelt de
compressor uit en werkt alleen de venti-
lator van de binnenunit.
- Het temperatuurinterval ligt tussen 16°C
en 30°C.
1. Druk op de toets "ON/OFF" en het toe-
stel schakelt in.
2. Druk herhaaldelijk op de toets "MODE"
tot u de functie Koeling bereikt.
3. Druk op de toets "FAN" om de ventila-
torsnelheid te selecteren.
4. Druk op de toets "TEMP" om de ge-
wenste temperatuur op het toestel in te
stellen.
Probleem
Het toestel werkt niet.
Het toestel stopt nadat het gestart is.
Het toestel koelt niet voldoende.
Het toestel verwarmt niet voldoende.
De binnenventilator werkt niet in de verwarmingsfunctie.
LET OP
Het product is voorzien van dit symbool. Dit betekent dat het aan het einde van zijn levensduur niet met
het overige niet-gescheiden huishoudelijk afval kan worden meegegeven maar dient te worden afgevoerd
volgens de landelijk en plaatselijk geldende milieuvoorschriften.
Het ontmantelen van de unit en behandelen van het koelmiddel en andere onderdelen dient door een des-
kundige installateur te worden verricht in overeenstemming met de van kracht zijnde reglementeringen.
Neem contact op met de plaatselijke overheid voor meer informatie.
Gegevens en maten zijn aan mogelijke wijzigingen onderhevig zonder kennisgeving vooraf.
Verwarming
- Als de omgevingstemperatuur lager is
dan de aangegeven temperatuur, werkt
het toestel in verwarming.
- Als de omgevingstemperatuur hoger is
dan de aangegeven temperatuur, schake-
len de compressor en de ventilator van de
buitenunit uit en werkt alleen de ventilator
van de binnenunit.
- Het temperatuurinterval ligt tussen 16°C
en 30°C.
1. Druk op de toets ON/OFF en het toestel
schakelt in.
2. Druk herhaaldelijk op de toets MODE tot
u de functie verwarming bereikt.
3. Druk op de toets FAN om de ventilator-
snelheid te selecteren.
4. Druk op de toets TEMP om de gewenste
temperatuur op het toestel in te stellen.
Nota: deze functie is niet aanwezig bij de
modellen alleen koeling.
Ontvochtigen
- Als de omgevingstemperatuur hoger is
Oorzaak
- Er is geen stroomtoevoer.
- De hoofdschakelaar staat uit.
- De voedingsspanning is niet voldoende.
- Toetsenbord inschakelen staat in stand OFF.
- Storing in het regelsysteem.
- Er bevindt zich een voorwerp voor de condensing-unit.
- Abnormale werking van het regelcircuit.
- De buitentemperatuur is hoger dan 43°C in de koelfunctie.
- Het luchtfilter is vuil.
- Er zijn te veel warmtebronnen in het vertrek.
- Er staan deuren of ramen open.
- De luchtinlaat of -uitlaat wordt afgedekt.
- De ingestelde temperatuur is te hoog.
- Koelmiddellek.
- Storing in de temperatuursensor.
- Het luchtfilter is vuil.
- Er staan deuren of ramen open.
- De luchtinlaat of -uitlaat wordt afgedekt.
- De ingestelde temperatuur is te hoog.
- Koelmiddellek.
- De buitentemperatuur is lager dan -5°C.
- Abnormale werking van het regelcircuit.
- Leidingsensor staat in verkeerde stand.
- Leidingsensor uitgeschakeld.
- Kapot snoer van de leidingsensor.
- Stroomlek in elektrische condensator.
NL
dan de aangegeven temperatuur, werkt
het toestel in koeling.
- Het temperatuurinterval ligt tussen 16°C
en 30°C.
1. Druk op de toets ON/OFF en het toestel
schakelt in.
2. Druk herhaaldelijk op de toets MODE tot
u de functie ontvochtigen bereikt.
3. Druk op de toets TEMP om de gewenste
temperatuur op het toestel in te stellen.
Ventilatie
- In deze bedrijfsfunctie kan de temperatuur
niet worden veranderd.
1. Druk op ON/OFF om de airconditioner
in te schakelen.
2. Druk herhaaldelijk op de toets MODE tot
u de stand ventilatie bereikt.
3. Druk op FAN om de snelheid te kiezen.
Storingen oplossen
Als de airconditioning niet goed werkt, dient
u eerst de volgende punten na te lopen
alvorens contact met de technische dienst
op te nemen.
37