294
Indicaties
De tijdelijke pacing met Reocor D is geschikt voor volgende
toepassingen bij patiënten ongeacht de leeftijd:
•
Behandeling van aritmie en hartblok
•
Symptomatische sinusbradycardia
•
Sinusknoopdysfunctie
•
Pre-, intra- en postoperatieve pacing van patiënten met
een hartoperatie
•
Beëindiging van supraventriculaire tachyaritmieën
•
Profylactische pacing ter preventie van hartritme-
stoornissen
•
Noodgevalpacing
•
Controle van de stimulatiedrempels
Contra-indicaties
•
Reocor D kan niet worden gesteriliseerd en is daarom
niet geschikt voor gebruik binnen een steriele patiënt-
omgeving.
•
De atriaal getriggerde stimulatiemodi (DDD en VDD) zijn
contrageïndiceerd bij atriale fibrillatie, atriale flutter en
andere snelle atriale ritmen.
•
Als door de patiënt hoge ventriculaire frequenties slecht
worden getolereerd (bijvoorbeeld bij angina pectoris),
kunnen boezemgestuurde modi contrageïndiceerd zijn.
•
Als een retrograde geleiding na ventriculaire pacing
wordt waargenomen, moet eventueel een langere atriale
refractaire periode of korter AV-interval worden gepro-
grammeerd om door de pacemaker geïnduceerde tachy-
cardie te vermijden. Eventueel is in deze gevallen de pro-
grammering van een VVI-modus vereist
•
De atriale eenkamersimulatie is contrageïndiceerd bij
patiënten met reeds bestaande AV-geleidingsstoringen.
•
Gebruik van een externe pacemaker is contrageïndiceerd
bij aanwezigheid van een actieve, geïmplanteerde pace-
maker.
Mogelijke bijwerkingen
Tot de mogelijke complicaties bij toepassing van tijdelijke,
externe pacing behoren onder andere extrasystolen na plot-
selinge beëindiging van de pacing (bijvoorbeeld door onbe-
doeld losmaken van de patiëntenkabel, losmaken van de
elektrode, onjuiste instellingen) of afhankelijkheid van de
pacemaker.
Tot de complicaties bij het inbrengen van transveneuze
elektroden behoren onder andere: wondinfectie, arteriële
punctie, pericardiale wrijvingen, cardiale perforatie en
dysrhythmie na elektrodeninsertie.