zender dient u de beschreven werkwijzen aandachtig door te lezen om te
bepalen welke werkwijze het meest geschikt is.
6.1 - Werkwijze voor opslag van een zender:
"Werkwijze I" en "Werkwijze II"
In het algemeen kan de combinatie tussen deze instructies en de toetsen
van een zender op twee verschillende wijzen worden gedaan:
• Werkwijze I: hierbij is het mogelijk alle toetsen van de zender of slechts
een groep ervan (alleen voor zenders die meerdere identiteitscodes bezit-
ten, bijvoorbeeld het model ON9) in één keer op te slaan in de ontvanger.
Bij deze werkwijze worden de toetsen van de zender automatisch gecom-
bineerd met de vooringestelde instructies in de besturingseenheid.
• Werkwijze II: hierbij is het mogelijk een enkele toets van de zender in de
ontvanger op te slaan. Het is mogelijk te kiezen welke van de in de bestu-
ringseenheid beschikbare instructies u wilt programmeren (maximaal 4).
Opslagprocedure met "Werkwijze I"
Waarschuwing – Met deze procedure worden tegelijkertijd alle toetsen
van de zender of slechts een groep ervan opgeslagen.
01.Druk op de toets op de ontvanger en houd deze ingedrukt tot de
groene led op de ontvanger gaat branden. Laat de toets vervolgens
weer los.
02.Druk binnen 10 seconden op een willekeurige toets op de zender die
moet worden opgeslagen en houd deze ingedrukt tot de led op de
ontvanger de eerste van 3 groene knipperingen geeft die signaleren
dat de zender is opgeslagen.
Opmerking – Na de 3 knipperingen heeft u 10 seconden om andere zen-
ders op te slaan.
Opslagprocedure met "Werkwijze II"
Waarschuwing – Met deze procedure wordt een enkele toets van de zen-
der opgeslagen, De programmeringsprocedure moet dus herhaald wor-
den voor iedere toets van de zender die men in het geheugen wil opslaan.
01.Raadpleeg de "Tabel instructies" om de beschikbare instructies te
kiezen; kies de instructie die u aan een toets van de zender wilt toe-
kennen en noteer tot slot het nummer dat bij de instructie hoort.
02.Druk op de ontvanger net zoveel malen op de toets als het nummer
van de instructie dat u eerder noteerde, de led van de ontvanger zal
hetzelfde aantal maal knipperen.
03.(op de zender, binnen 10 seconden) Houd de gekozen toets ingedrukt
tot de led van de ontvanger de eerste van 3 knipperingen laat zien
(=opslag uitgevoerd).
Opmerking – Na de drie knipperingen heeft u nog 10 seconden om
dezelfde instructie op andere toetsen van dezelfde zender of op een nieu-
we zender op te slaan.
Tabel instructies
uitgang 1 =
STAP-VOOR-STAP
uitgang 2 = ALT
uitgang 3 = OPEN
uitgang 4 = SLUIT
6.2 - Opslag van een nieuwe zender met behulp van
de procedure 'in de nabijheid van de ontvanger'
[u dient te beschikken over een reeds in het geheugen opge-
slagen zender]
Het is mogelijk een NIEUWE zender in het geheugen van de ontvanger op
te slaan zonder de toets van deze ontvanger rechtstreeks in te drukken;
het is voldoende dat u de procedure binnen diens ontvangstbereik uit-
voert. Om de procedure uit te kunnen voeren dient u te beschikken over
een OUDE zender die reeds in het geheugen is opgeslagen ("Werkwijze I"
of "Werkwijze II") en die het doet. Via deze procedure ontvangt de NIEUWE
zender dezelfde instellingen als de OUDE zender.
Aanbevelingen:
• De procedure moet binnen het ontvangstbereik van de ontvanger
worden uitgevoerd (10-20 m van de ontvanger).
• Herhaal de gehele procedure voor elke zender die u in het geheu-
gen op wilt slaan.
Het is mogelijk, naar wens, één van de volgende procedures te kiezen:
Standaard procedure
01.Op de NIEUWE zender houdt u tenminste 5 seconden lang de toets ...
ingedrukt (opmerking 1) en laat u deze toets vervolgens weer los.
02.Op de OUDE zender drukt u 3 maal op de toets ... (opmerking 2) en
laat u deze vervolgens weer los.
03.Op de NIEUWE zender drukt u 1 maal op dezelfde toets die u bij punt
01 heeft ingedrukt en laat u deze vervolgens weer los.
6 – Nederlands
Alternatieve procedure
01.Op de NIEUWE zender houdt u tenminste 3 seconden lang de toets ...
ingedrukt opmerking 1) en laat u deze toets vervolgens weer los.
02.Op de OUDE zender houdt u tenminste 3 seconden lang de toets ...
ingedrukt (opmerking 2) en laat u deze vervolgens weer los.
03.Op de NIEUWE zender houdt u tenminste 3 seconden lang dezelfde
toets ingedrukt die u bij punt 01 heeft ingedrukt en laat u deze vervol-
gens weer los.
04.Op de OUDE zender houdt u tenminste 3 seconden lang dezelfde
toets ingedrukt die u bij punt 02 heeft ingedrukt, tot de groene led L1
van de ontvanger 3 maal knippert, ten teken dat de opslag heeft
plaatsgevonden.
Opmerking 1 – Druk op een willekeurige toets als de OUDE zender is
opgeslagen op "Werkwijze I" of druk op de toets die u wilt opslaan als de
OUDE zender is opgeslagen op "Werkwijze II".
Opmerking 2 – Druk op een willekeurige toets als deze zender is opgesla-
gen op "Werkwijze I" of druk op de toets met de instructie die u wilt over-
brengen als deze zender is opgeslagen op "Werkwijze II".
6.3 - Volledig wissen van het geheugen van de
ontvanger
Om alle opgeslagen zenders of, als alternatief, alle aanwezige gegevens uit
het geheugen van de ontvanger te wissen, gaat u als volgt te werk:
01.Druk de toets van de ontvanger in en houd hem lang ingedrukt tot de
groene led gaat branden en observeer de veranderingen in de status
van de led:
– na circa 4 seconden gaat de groene led aan;
– de groene led gaat vervolgens, na circa 4 seconden, weer uit;
– tot slot begint de groene led, na circa 4 seconden, te knipperen.
02.Op dit punt moet u, om alle zenders te wissen, de toets exact gedu-
rende de 3e knippering van de groene led loslaten; om het gehele
geheugen van de ontvanger te wissen (met inbegrip van de configura-
ties en de coderingsfamilie van de zenders) moet u de toets exact
gedurende de 5e knippering van de groene led loslaten.
7
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
LET OP! – De in dit hoofdstuk beschreven handelingen mogen uit-
sluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ervaren perso-
neel, in overeenstemming met de instructies uit de handleiding en de
plaatselijk geldende wetten en veiligheidsvoorschriften.
Dit is de belangrijkste fase bij de aanleg van de automatisering teneinde
een zo groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen. De
beschreven testprocedure kan ook gebruikt worden om de inrichtingen,
waaruit de automatisering is opgebouwd, periodiek te controleren.
De fasen van de eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering mo -
eten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ervaren personeel dat dient
te bepalen welke tests in functie van de bestaande risico's noodzakelijk zijn
en te controleren of de wettelijke voorschriften, normen en regels en met
name alle vereisten van norm EN 12445, die de testmethodes voor de
controle van automatiseringen voor poorten bepaalt, in acht genomen zijn.
7.1 - Eindtest van de automatisering
Voor elk afzonderlijk onderdeel van het automatisme, zoals bijvoorbeeld
contactlijsten, fotocellen, noodstop, etc. is een specifieke fase in de eind-
test vereist; voor deze inrichtingen zullen de procedures uit de desbetref-
fende instructiehandleidingen gevolgd moeten worden.
Ga voor de eindtest als volgt te werk:
1 Controleer of de veiligheidsaanwijzingen uit het hoofdstuk "ALGEMENE
AANBEVELINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE VEI-
LIGHEID" zorgvuldig in acht zijn genomen;
2 Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde sleutel (zie de
paragraaf "Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reductiemo-
tor" van de "Gebruikshandleiding");
3 Controleer of het mogelijk is de vleugel handmatig in zowel de Ope-
nings- als de Sluitrichting te verplaatsen;
4 Blokkeer de reductiemotor met de hiervoor bestemde sleutel (zie het
hoofdstuk "Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reductie-
motor");
5 Gebruik de bedienings- of stopinrichtingen van de automatisering (sleu-
telschakelaar, bedieningsknoppen, zenders etc.), om sluit- en openings-
tests van de poort uit te voeren en controleer hierbij of de beweging van
de vleugel zoals voorzien is. Het is raadzaam meerdere tests uit te voe-
ren om te beoordelen of de poort soepel loopt en te controleren of er
videomodul.ru