11.1 Belangrijke aanwijzingen
Bij overbelasting van de motor schakelt deze zelfstan-
dig uit. Na een afkoeltijd (deze tijd is verschillend) kan
de motor weer worden ingeschakeld.
11.2 Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid.
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel.
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden.
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop-
contact is getrokken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de iso-
latie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op
schade. Let erop dat bij het controleren de aansluitka-
bel niet op het elektriciteitsnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante
VDE- en DIN-voorschriften voldoen. Gebruik uitslui-
tend snoeren met dezelfde aanduiding.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding vermeld
staan.
11.3 Wisselstroommotor
• De netspanning moet 220 ‒ 240 V∼ 50 Hz zijn.
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een
doorsnede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Aansluitingen en reparaties van de elektrische uitrus-
ting mogen uitsluitend door een elektromonteur wor-
den uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het machinetypeplaatje
• Gegevens van het motortypeplaatje
12. Reiniging, onderhoud en opslag
m Let op!
Trek bij reinigings- en montagewerkzaamheden altijd
de stekker uit het stopcontact! Gevaar voor verwonding
door stroomstoten!
m Let op!
Wacht tot het apparaat volledig is afgekoeld! Gevaar
voor brandwonden!
m Let op!
Voorafgaand aan alle reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden moet het apparaat drukloos worden ge-
maakt! Gevaar voor letsel!
12.1 Reiniging
• Houd het apparaat zoveel mogelijk vrij van stof en
vuil. Wrijf het apparaat met een schone doek schoon
of blaas het met perslucht bij een lage druk uit.
• Wij adviseren om het apparaat direct na elk gebruik
te reinigen.
• Reinig het apparaat regelmatig met een vochtige doek
en wat zachte zeep. Gebruik geen agressieve reini-
gings- of oplosmiddelen. Hierdoor kunnen de kunst-
stofonderdelen van het apparaat worden aangetast.
Let op dat er geen water in het apparaat terecht komt.
• Slang en spuitgereedschap moeten voor reiniging
van de compressor worden losgekoppeld. De com-
pressor mag niet met water, oplosmiddelen of soort-
gelijke worden gereinigd.
12.2 Onderhoud van het drukvat (afb. 1)
Let op!
Om het drukvat (8) in goede staat te houden, moet u na
elk gebruik het condenswater aftappen door de aftap-
plug (6) te openen.
Maak hiertoe eerst de ketel drukloos (zie 12.6.1). De af-
tapplug (6) wordt geopend door hem linksom te draaien
(gezien vanaf de onderzijde van de compressor op de
schroef), zodat het condenswater volledig uit het druk-
vat (8) kan wegstromen.
Draai vervolgens de aftapplug (6) weer vast (rechts-
om). Controleer (8) vóór elk gebruik het drukvat op
roestvorming en beschadigingen.
De compressor mag niet gebruikt worden als het druk-
vat (8) beschadigd of roestig is. Neem contact op met
de klantendienst-werkplaats als u beschadigingen con-
stateert.
www.scheppach.com
NL | 63