Dichtbijopnamen / Macro-Opnamen; Flitssynchronisatie; Normale Synchronisatie; Synchronisatie Bij Het Dichtgaan Van De Sluiter (Rear-Functie) - Metz MECABLITZ 54 AF-1 N Manual De Instrucciones

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

reflector wordt hierbij zo omhoog gezwenkt dat hij een geschikt reflectievlak
(bijv. plafond of wand van de ruimte) verlicht.
De reflector van de flitser kan tot 90° verticaal worden gezwenkt. Voor het
zwenken van de reflector naar beneden de ontgrendelknop indrukken.
Bij het verticaal zwenken van de reflector moet u er op letten dat hij voldoen-
de vér wordt gezwenkt, zodat er geen rechtstreeks licht uit de reflector meer
op het onderwerp meer kan vallen. Daarom tot minstens de 60° klikstand
zwenken. In het LC-display verdwijnen de afstandsopgaven. De afstand van
de flitser, via het reflecterende vlak tot het onderwerp is nu immers een onbe-
kende grootheid.
Het door het reflecterende vlak gereflecteerde licht geeft een zachte verlich-
ting van het onderwerp. Het reflecterend vlak moet neutraal van kleur, c.q.
wit zijn en mag liefst niet gestructureerd zijn (bijvoorbeeld houten balken
tegen het plafond), die schaduwvorming kunnen geven. Voor kleureffecten
kunt u een reflecterend vlak in de betreffende kleur kiezen.
Let er op, dat de reikwijdte van het flitslicht bij indirect flitsen sterk
afneemt. Voor normale kamerhoogte kan men zich voor het bepalen
van de maximale reikwijdte met de volgende vuistregel behelpen:
richtgetal
Reikwijdte = — — — — — — — — — — — — — - - - - -
verlichtingsafstand x 2

4.8.2 Dichtbijopnamen / macro-opnamen

Om parallaxfouten op te heffen kan de flitsreflector in een hoek van –7°
naar beneden worden gezwenkt. Druk daarvoor op de ontgrendelknop en
zwenk de reflector naar beneden.
Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten, dat u een bepaalde
minimumafstand moet aanhouden om overbelichting te vermijden.
De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10 procent van de in het
LC–display aangegeven maximale reikwijdte. Dar er bij naar beneden
gezwenkte reflector in het LC-display geen reikwijdte wordt aangege-
ven, moet u zich oriënteren aan de reikwijdte die de flitser aangeeft,
als de reflector zich in de normale stand bevindt.

4.9 Flitssynchronisatie

4.9.1 Normale synchronisatie (Afb. 7)
Bij de normale synchronisatie wordt de flits aan het begin van de belichting
ontstoken (synchronisatie bij het opengaan van de sluiter). De normale syn-
chronisatie is de standaardfunctie en wordt door alle camera's uitgevoerd.
Hij is voor de meeste flitsopnamen geschikt. De camera wordt, afhankelijk
van de erop ingestelde functie, naar de flitssynchronisatietijd omgeschakeld.
Gebruikelijke zijn belichtingstijden tussen 1/30 s. en 1/125 s. (zie de ge-
bruiksaanwijzing van de camera). Op de flitser hoeft niets te worden inge-
steld, er verschijnt voor deze functie geen aanduiding in het LC-display.
4.9.2 Synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter
(REAR-functie) (Afb. 8)
Enkele camera's bieden de mogelijkheid van synchronisatie bij het dichtgaan
van de sluiter (REAR-functie). Daarbij wordt de flits pas aan het einde van de
belichting ontstoken. Dit is vooral bij lange belichtingstijden (langer dan bijv.
1/30 seconde) en bewegende onderwerpen met een eigen lichtbron een
voordeel, omdat de bewegende lichtbronnen een lichtstaart achter zich trek-
ken, in plaats van deze, zoals bij synchronisatie bij het opengaan van de
sluiter, voor zich opbouwen. Met het synchroniseren bij het dichtgaan van de
sluiter wordt daardoor bij bewegende onderwerpen een 'natuurlijker' weer-
gave van de opnamesituatie verkregen! Afhankelijk van de erop ingestelde
functie stelt de camera langere belichtingstijden dan zijn flitssynchronisatie-
tijd in.
Bij enkele camera's is in bepaalde functies (bijv. bepaalde Vari-, c.q. onder-
werpsprogramma's of bij het verminderen van het rode ogen-effect, zie 5.9)
de REAR-functie niet mogelijk. De REAR-functie kan dan niet worden geko-
zen, c.q. de REAR-functie wordt automatisch gewist of wordt niet uitgevoerd.
Zie daarvoor ook de gebruiksaanwijzing van de camera.
Afhankelijk van het type camera moet de instelling voor de synchroni-
satie bij het dichtgaan van de sluiter (REAR) of op de camera of op de
flitser worden ingesteld (camera's van groepen A, C, D en E; zie Ta-
bel 1; + Pronea 600i) of op de flitser (camera's van de groep B)
57

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido