4.3
Instructies inzake uitladen
GEVAAR
Verwondingsgevaar, beschadigingsgevaar!
Gewicht van het apparaat bij het verladen in acht nemen!
Leeggewicht (zonder aanbouwsets)
* Indien aanbouwsets gemonteerd zijn, is dat gewicht
overeenkomstig hoger.
GEVAAR
Het voertuig is niet toegelaten voor kraanbelading.
Gebruik geen vorkheftruck, het apparaat zou beschadigd
kunnen worden.
4.4
Veiligheidsinstructies voor de
bediening
– Degene die het apparaat bedient dient het te gebruiken
volgens de voorschriften. Deze dient rekening te hou-
den met de plaatselijke omstandigheden en bij het wer-
ken met het apparaat te letten op derden, speciaal op
kinderen.
– Het apparaat mag nooit onbeheerd worden achtergela-
ten zolang de motor nog draait. De bediener mag het
apparaat pas verlaten, als de motor is uitgezet, het ap-
paraat tegen onbedoelde bewegingen is afgeschermd,
eventueel de handrem is aangetrokken en de contact-
sleutel uit het contact is gehaald.
– Het apparaat mag alleen door personen worden ge-
bruikt die voor de omgang ermee zijn opgeleid of hun
vaardigheden in het bedienen hebben aangetoond en
uitdrukkelijk de opdracht hebben gekregen voor het ge-
bruik.
– Kinderen of niet-geïnstrueerd personeel mogen het ap-
paraat niet gebruiken.
– Het apparaat mag gebruikt worden door personen met
beperkte fysische, zintuigelijke of mentale capaciteiten
of gebrek aan ervaring en kennis, op voorwaarde dat
ze onder toezicht staan of over het veilige gebruik van
het apparaat werden ingelicht en de daaruit resulteren-
de gevaren begrijpen.
– Over kinderen dient toezicht te worden gehouden, om
te waarborgen dat ze niet met het apparaat spelen.
– Kap niet openen bij een lopende motor.
4.5
Veiligheidsinstructies voor de
rijmodus
– De voor motorrijtuigen voorgeschreven maatregelen,
regels en verordeningen dienen altijd te worden opge-
volgd.
– Het apparaat mag niet worden gebruikt door kinderen
of jongeren.
– Het meenemen van begeleidende personen is niet toe-
gestaan.
– Om onbevoegd gebruik van het apparaat te voorko-
men, dient men de contactsleutel te verwijderen.
– Ongevalgevaar door verminderd remvermogen. Geen
voetmat in de bestuurderscabine leggen. In de bestuur-
derscabine mogen zich geen losse voorwerpen bevin-
den die onder het gaspedaal kunnen schuiven.
Verwondingsgevaar!
Voor elk gebruik moet de veiligheidscontrole in het hoofd-
stuk „Inbedrijfstelling" uitgevoerd worden.
– Alle bedieningshendels en schakelaars moeten voor
870 - 944 kg *
– Draag tijdens ritten en bij het werk een veiligheidsgor-
– Het voertuig mag enkel vanop de bestuurdersstoel in
– Bij transportritten moet het frontrek maximaal omhoog-
– Bijzondere voorzichtigheid betrachten bij werken aan
Kantelgevaar!
Een voertuig met knikbesturing gedraagt zich bij draaibe-
wegingen aanzienlijk anders dan een auto.
Berijd in rijrichting enkel stijgingen en dalingen tot 25%.
Vermijd abrupte draaibewegingen.
In bochten langzaam rijden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Vermijd het plots nemen van bochten tijdens het berg-
Pas de rijsnelheid bij voorwaarts rijden en het nemen
Let erop dat het remgedrag tijdens het rijden en trans-
4.5.1
– Vooraleer u de vuldruk van de banden corrigeert, moet
– Maximum vuldruk van de banden niet overschrijden.
– Informatie over de banden en de aanbevolen banden-
4
-
NL
GEVAAR
het starten van de motor in de neutrale stand staan. De
bestuurder moet bij het starten op de bestuurdersstoel
zitten. Het rijpedaal mag tijdens de startprocedure niet
gebruikt worden.
del.
beweging gezet worden.
geheven en geblokkeerd worden, daarvoor hendel he-
lemaal naar boven trekken.
hellingen en greppels.
GEVAAR
Gevaar voor kantelen. Enkel terreinen berijden met een
max. zijdelingse helling van 10%.
op of bergaf rijden en zijwaarts rijden op hellingen.
van bochten aan de omgevingsomstandigheden en de
laadtoestand aan.
port afwijkend is!
Banden en bandendruk
gecontroleerd worden of de drukverlager aan de com-
pressor juist is ingesteld.
De toegelaten vuldruk van de banden moet aan de
band en eventueel aan de veld afgelezen worden. Bij
verschillende waarden moet de kleinst waarde in acht
genomen worden.
druk vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens |
Banden". Bovendien is er een sticker in de bestuur-
derscabine waarop de aanbevolen bandendruk wordt
vermeld.
151