NL
3
4
Reinigen
1. Maak het looprek regelmatig schoon door het met een zachte, vochtige doek af te nemen
en vervolgens droog te vegen.
2. Laat geen grote hoeveelheden vuil ophopen rond de remas of op de wielen. Gebruik geen
sterke schoonmaakmiddelen of ruwe voorwerpen.
Onderhoud
1. Controleer regelmatig op slijtage van de onderdelen van het looprek en zorg ervoor dat alle
boutverbindingen correct zijn uitgevoerd.
2. controleer of de remmen correct werken door ze tijdens het lopen in te trappen totdat het
looprek stopt.
3. controleer of de parkeerrem correct werkt door de hendels in de stand te zetten waarin de
rem vastklikt en te proberen het looprek te verplaatsen.
4. als het blokkeren van de remmen de wielen niet volledig tot stilstand brengt, moeten de
remmen worden bijgesteld.
Afstellen van de remmen (zie Fig. 4)
1. Er zijn twee remverstellers aan weerszijden van het looprek - één voor de remhendel en
één op de achterpoten van het frame, achter de wielen.
2. om de remhendel te verstellen, draait u de borgmoer los (mogelijk hebt u hiervoor
gereedschap nodig), draait u het verstelstuk linksom om de remdruk te verhogen en draait u
vervolgens de borgmoer weer vast (zie figuur 4).
3. om de rem op de achterste framepoten af te stellen, draait u de borgmoer los (hiervoor
hebt u mogelijk geschikt gereedschap nodig), draait u het afstelstuk linksom om de remdruk
te verhogen en draait u vervolgens de borgmoer weer vast. Voor een juiste afstelling van het
remmechanisme mag er niet meer dan 3-4 mm ruimte zijn tussen de voering en het wiel -
deze onderdelen mogen elkaar ook niet raken.
4. let op: test de remmen na het afstellen voordat u het looprek gebruikt.
5. als de remdruk na het afstellen niet is toegenomen, gebruik het looprek dan niet.
- 35 -