nld
LET OP
LET OP
De snellaadapparaten zijn niet geschikt voor gebruik in openlucht.
Spanningsbron
De spanningsbron dient om het accugereedschap met netvoeding in plaats van accuvoeding te gebruiken.
De spanningsbron is uitgerust met een stroom- en temperatuurbegrenzing. De bedrijfsstatus wordt met
een led aangegeven. Bij een brandende led is het apparaat bedrijfsklaar. Als de led uitgaat of knippert,
betekent dit dat de stroomsterkte te hoog of de temperatuur ontoelaatbaar is. In deze toestand kan de
aandrijfmachine niet worden gebruikt. Na een wachttijd brandt de led weer en kan het werk worden
voortgezet.
LET OP
LET OP
De spanningsbron is niet geschikt voor gebruik in openlucht.
2.2. Toerental instellen
LET OP
LET OP
De keuzehendel voor het toerentalbereik (3) alleen bij stilstand van het elektrische gereedschap bedienen.
Het elektrische gereedschap heeft twee toerentallen, die via een mechanisch aandrijfwerk worden ingesteld.
Voor het instellen van het lage toerental wordt de keuzehendel voor het toerentalbereik (3) op Lo gezet. Voor
het instellen van het hoge toerental wordt de keuzehendel voor het toerentalbereik (3) op Hi gezet. Het lage
toerental (Lo) wordt bij voorkeur gebruikt voor het boren van gaten met een grote diameter, voor het ontbramen
en voor het in-/losdraaien van schroeven. Het hoge toerental (Hi) wordt bij voorkeur gebruikt voor het boren
van gaten met een kleine diameter. Als de keuzehendel voor het toerentalbereik (3) niet tot aan de aanslag
kan worden gedraaid, dient u met de hand de snelspankop (1) iets te draaien.
2.3. Draaimoment instellen
Met de draaimomentinstelring (2) wordt het voor het werk benodigde draaimoment ingesteld. Op de draai-
momentinstelring zijn getallen van 1 t/m 15 en het symbool
bij stand 15 het hoogste draaimoment ingesteld. Een laag draaimoment wordt bij voorkeur gebruikt voor het
indraaien van kleine schroeven. Voor het boren, ontbramen en eventueel losdraaien van schroeven dient
een hoger draaimoment te worden ingesteld, evt. tot het symbool
2.4. Omschakelen van de draairichting
Met de draairichtingsschakelaar (4) kan de draairichting worden veranderd. Bij de middelste stand kan de
veiligheidstipschakelaar (5) niet worden ingedrukt en het elektrische gereedschap dus niet worden ingescha-
keld. Kies deze instelling bij alle werkzaamheden aan het elektrische gereedschap, bijv. vervangen van het
werktuig of onderhoud, en voor het transport of de opslag van het gereedschap. Voor rechtsloop dient de
draairichtingsschakelaar (4) met de pijl in de richting van de snelspankop (1) tot aan de aanslag te worden
geduwd. Voor linksloop dient de draairichtingsschakelaar met de pijl in de richting van de keuzehendel voor
het toerentalbereik (3) tot aan de aanslag te worden geduwd. De draairichtingsschakelaar (4) kan alleen bij
een niet-ingedrukte veiligheidstipschakelaar (5) worden bediend.
2.5. Gereedschap vastklemmen
Verwijder de accu of zet de draairichtingsschakelaar (4) in de middelste stand. Bij een niet-ingedrukte veilig-
heidstipschakelaar (5) wordt de boorspil vergrendeld. Dit maakt een eenvoudig vast- en losdraaien van het
gereedschap in de snelspankop (1) mogelijk. Draai de snelspankop (1) naar rechts om het werktuig vast te
klemmen, of naar links om het gereedschap los te maken. Open of sluit de snelspankop nooit bij een draaiende
motor.
2.6. Veiligheidstipschakelaar bedienen
Met de veiligheidstipschakelaar (5) kan het toerental traploos worden geregeld van 0 – 560 min
bereik 1) en 0 – 1900 min
ledwerklamp (6) branden.
3. Bedrijf
REMS Helix 22 V VE is uitgerust met een veiligheidstipschakelaar (5). Hiermee kan de aandrijfmachine te
allen tijde, en met name bij gevaar, direct worden stilgezet.
3.1. Boren
Zet REMS Helix 22 V VE alleen in uitgeschakelde toestand op het te bewerken werkstuk. Druk de veiligheid-
stipschakelaar (5) eerst slechts licht en daarna helemaal in.
58
(toerentalbereik 2). Zodra de veiligheidstipschakelaar (5) wordt bediend, gaat de
-1
afgebeeld. Bij stand 1 is het laagste, en
.
(toerental-
-1