9. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
9.1 Wat moet je doen als ...
Probleem
Je kunt de kookplaat niet inscha‐
kelen of bedienen.
Je kunt een constant piepgeluid
horen.
Er klinkt een geluidssignaal en de
kookplaat wordt uitgeschakeld.
Als de kookplaat wordt uitge‐
schakeld, klinkt er een geluids‐
signaal.
De kookplaat wordt uitgescha‐
keld.
De restwarmte-indicator gaat niet
aan.
Automatisch opwarmen werkt
niet.
38
NEDERLANDS
Mogelijke oorzaak
De kookplaat is niet aangesloten op
een stopcontact of niet goed geïn‐
stalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
Je stelde gedurende 10 seconden
geen kookstand in.
Je hebt 2 of meer sensorvelden te‐
gelijkertijd aangeraakt.
Pauze werkt.
Water of vetvlekken op het bedie‐
ningspaneel.
De elektrische aansluiting is ver‐
keerd.
Je hebt iets op een of meer sensor‐
velden geplaatst.
Je hebt iets op het sensorveld
geplaatst.
De zone is niet heet omdat deze
slechts kortstondig is gebruikt, of de
sensor is beschadigd.
Je maakt gebruik van een hele hoge
pan die het signaal blokkeert.
De hoogste kookstand is ingesteld.
De zone is heet.
Oplossing
Controleer of de kookplaat goed aan‐
gesloten is op het lichtnet.
Verzeker je ervan dat de zekering de
oorzaak van de storing is. Als de zeke‐
ringen keer op keer doorslaan, neem
je contact op met een erkende installa‐
teur.
Schakel de kookplaat opnieuw in en
stel de kookstand binnen 10 seconden
in.
Raak slechts één sensorveld aan.
Zie "Pause".
Reinig het bedieningspaneel.
Trek de stekker van de kookplaat uit
het stopcontact. Laat de installatie
controleren door een erkende elektri‐
cien.
Verwijder het voorwerp van de sensor‐
velden.
Verwijder het voorwerp van het sen‐
sorveld.
Als de zone voldoende lang gebruikt is
om heet te zijn, neem je contact op
met een erkende servicedienst.
Gebruik een kleinere pan, verander
van kookzone of bedien de afzuigkap
handmatig.
De hoogste kookstand heeft hetzelfde
vermogen als de functie.
Laat de zone voldoende afkoelen.