0702645X - NL Seite 45 Samstag, 15. Mai 2004 9:05 09
Ga als volgt te werk:
– Hoe fijner en schoner de zaagrand moet worden,
hoe kleiner de pendelbeweging moet worden
ingesteld, of deze moet eventueel worden uitge-
schakeld.
– Schakel de pendelbeweging uit bij de bewerking
van dunne materialen zoals metaalplaat.
– Werk met een kleine pendelbeweging in harde
materialen zoals staal.
– Werk met maximale pendelbeweging in zachte
materialen en bij zaagwerkzaamheden in de
richting van de houtnerf.
De optimale instelling kan proefsgewijs worden
gevonden.
Zaaghoek instellen
(zie afbeelding
Verwijder de afschermkap 17.
Nadat de hendel voor de verstelling
van de voetplaat 22 is geopend en de
voetplaat iets is teruggeschoven, kan
de voetplaat 7 maximaal 45° naar
links of naar rechts worden gedraaid.
De zaaghoek kan met de schaalverdeling voor ver-
stekhoeken 19 vooraf worden ingesteld. Een nauw-
keurige instelling met behulp van een in de handel
verkrijgbare hoekmeter 20 wordt geadviseerd.
Na het instellen van de voetplaat in de stand 0°
of 45° duwt u de voetplaat naar voren tot aan de
aanslag in de richting van het zaagblad.
Voor het vergrendelen van de voetplaat 7 sluit u de
hendel voor de verstelling van de voetplaat 22.
Met het stelwiel voor de voorspanning van de voet-
plaat 21 kan de voorspanning van de hendel voor
de verstelling van de voetplaat 22 worden ingesteld.
Als de voetplaat 7 na het sluiten van de hendel niet
vast zit, opent u de hendel 22 en draait u het stelwiel
voor de voorspanning van de voetplaat 21 in de
richting „+".
Als de voetplaat 7 na het openen van de hendel
voor de verstelling van de voetplaat 22 niet of
slechts moeilijk kan worden versteld, draait u het
stelwiel voor de voorspanning van de voetplaat 21
in de richting „–".
Voor het zagen tot aan opstaande randen kan de
voetplaat naar achteren worden verplaatst:
Verwijder de afschermkap 17.
Open de hendel voor de verstelling van de voet-
plaat 22 en duw de voetplaat tot aan de aanslag
naar achteren.
Als de voetplaat 7 na het openen van de hendel
voor de verstelling van de voetplaat 22 niet of
slechts moeilijk kan worden versteld, draait u het
stelwiel voor de voorspanning van de voetplaat 21
in de richting „–".
Voor het vergrendelen van de voetplaat 7 sluit u de
hendel voor de verstelling van de voetplaat 22.
Eventueel moet het stelwiel voor de voorspanning
)
C
van de voetplaat 21 in de richting „+" worden
gedraaid.
– Als de voetplaat is verplaatst, kan slechts in de
(normale) 0°-stand worden gewerkt.
– De cirkelsnijder/parallelgeleider 24 en het antis-
plinterplaatje 23 kunnen daarbij niet worden
gebruikt.
Glijvoet voor voetplaat
De van een stalen inlegstuk voorziene aluminium-
voetplaat 7 waarborgt de grootst mogelijke stabili-
teit en is zonder gebruik van de glijvoet 8 bedoeld
voor het bewerken van metaaloppervlakken en
niet-kwetsbare materialen.
Bij het bewerken van krasgevoelige materialen voor-
komt de glijvoet 8 het bekrassen van kwetsbare
oppervlakken.
Maak de glijvoet vooraan aan de voetplaat vast,
duw de voet achteraan omhoog en laat deze vervol-
gens vastklikken.
Duw het antisplinterplaatje 23 zoals op de afbeel-
ding getoond met de uitsparing naar boven van
onderen in de voetplaat 7 ter voorkoming van uits-
plinteren van het oppervlak.
Plaats bij werkzaamheden met de glijvoet 8 het
antisplinterplaatje 23 in de glijvoet.
Voetplaat verstellen
(zie afbeelding
(zie afbeelding
Antisplinterplaatje
(zie afbeelding
)
D
)
E
)
E
45