Eindaanslag voor zaagbladhoek bijstellen
(afb. 13, 21)
Indien nodig kan de eindaanslag voor de hoekin-
stelling van het zaagblad zowel op 0° als op 45°
worden bijgesteld.
•
Draai hiervoor de stelschroef voor 0° (32) of
de stelschroef voor 45° (33) los.
•
Stel de hoek tussen zaagblad (4) en zaagtafel
(1) in op 90° of 45° met een geschikt meetge-
reedschap (bijv. 90°-hoek, hoekmeter).
•
Zet de zaagbladhoek vast met de vastzethen-
del (9).
•
Draai de excenterplaat voor 0° (61) of voor
45° (62) aan de binnenkant van de machine
zo ver totdat deze tegen de binnenste zaag-
bladophanging ligt.
•
Borg de instelling door de stelschroef (32
resp. 33) vast te draaien.
Klemkracht van de vastzethendel bijstellen
(afb. 22)
•
Demonteer het handwiel (8). Draai hiervoor
de binnenzeskantschroef (57) los en trek het
handwiel (8) naar buiten eraf.
•
Draai de binnenzeskantschroef (58) los en
trek de vastzethendel (9) van de binnenzes-
kantschroef (59).
•
Duw de vastzethendel (9) één rasterpositie
verplaatst op de zeskantschroef (59).
•
Borg de vastzethendel (9) met de binnenzes-
kantschroef (58).
•
Plaats het handwiel (8) terug en zet het vast
met de binnenzeskantschroef (57).
8. Bedrijf
Waarschuwing!
•
Na elke nieuwe afstelling is het aan te raden
een proefsnede uit te voeren om de afgestel-
de afmetingen te controleren.
•
Na het aanzetten van de zaag wachten tot het
zaagblad zijn maximumtoerental heeft bereikt
voordat u de snede uitvoert.
•
Let op bij het insnijden !
•
Gebruik het toestel alleen met afzuiging.
•
Controleer en reinig regelmatig de afzuigka-
nalen.
8.1 Uitvoeren van langssneden (fi g. 23)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting
doorgesneden. Eén kant van het werkstuk wordt
tegen de parallelaanslag (7) geduwd terwijl de
vlakke zijde op de zaagtafel (1) ligt. De zaagbla-
Anl_TP-CC_10_SPK13.indb 131
Anl_TP-CC_10_SPK13.indb 131
NL
dafdekking (2) moet altijd op het werkstuk worden
neergelaten. De werkstand tijdens het snijden in
lengterichting mag nooit in één lijn met de verloop
van de snede zijn.
•
Parallelaanslag (7) afstellen naargelang van
de hoogte van het werkstuk en de gewenste
breedte. (zie 7.3)
•
Zaag aanzetten
•
Handen met gesloten vingers plat op het
werkstuk leggen en het werkstuk langs de pa-
rallelaanslag (7) het zaagblad (4) in schuiven.
•
Zijdelings geleiding met de linker of rechter
hand (naargelang de positie van de paral-
lelaanslag) enkel tot de voorkant van de be-
schermkap leiden.
•
Het werkstuk altijd doorschuiven tot aan het
einde van de spleetspie (5).
•
De snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen
tot het zaagblad (4) opnieuw tot stilstand is
gekomen.
•
Lange werkstukken aan het einde van het
snijden beveiligen tegen neerkantelen! (b.v.
afrolstandaard etc.)
8.1.1 Snijden van smalle werkstukken
(fi g. 24)
Langssneden van werkstukken met een breedte
van minder dan 150 mm moeten absoluut met ge-
bruikmaking van een schuifstok (3) worden uitge-
voerd. Schuifstok is niet bij de levering begrepen.
Versleten of beschadigde schuifstok onverwijld
vervangen. Houd de duwstok (3) altijd binnen
handbereik in de daarvoor bedoelde houder.
8.1.2 Schuin zagen met gekanteld zaagblad
(afb. 25)
•
Voor langssneden van zeer smalle werkstuk-
ken met een breedte van 50 mm en minder
moet absoluut een schuifstok worden gebru-
ikt.
•
Daarbij gebruikt u best het laag geleidevlak
van de parallelaanslag.
•
Schuifhout niet bij de levering begrepen !
(Verkrijgbaar in de gespecialiseerde handel)
Versleten schuifhout tijdig vervangen.
8.2 Uitvoeren van schuine sneden
(fi g. 13, 26)
Schuine sneden worden principieel met gebruik-
making van de parallelaanslag (7) uitgevoerd.
Wanneer u bij het schuin snijden het zaagblad
(4) naar links neigt, dan plaatst u de parallelle
aanslag (7) aan de rechterkant van het zaagblad
(4). Leid het werkstuk tussen zaagblad (4) en par-
allelle aanslag (7).
- 131 -
27.09.2023 08:10:43
27.09.2023 08:10:43