MONTAGE
De gasstraten kunnen links van de brander gemonteerd worden:
i n g e v a l v a n m o n t a g e a a n d e r e c h t e r k a n t , m o e t h e t
drukmeetpunt (1) op de gasstraat uit tek. A en (indien
aanwezig) de dichtheidscontrole (3) aan de tegenovergestelde
zijde geplaatst worden.
Het kan noodzakelijk zijn een verbindingsstuk te monteren
tussen de gasstraat en de brander (zie handleiding brander)
indien de diameters van de gasstraat verschillend zijn van die
van de brander.
De verbinding tussen gastoevoerleiding en gasstraat gemaakt
worden door de bijgeleverde flens (4) met de moeren (5) aan de
groep te bevestigen.
AFMETINGEN
Zie fig. A.
DRUKVERLIEZEN
Het drukverlies p van de gasstraat wordt getoond door
diagram B; de schaal van het gasdebiet V
voor: a = lucht, n = aardgas (G20), p = propaan (G30), c =
stadsgas (G140).
De waarden aangegeven door diagram B kunnen licht variëren
afhankelijk van de afstelling van de drukstabilisator.
De benodigde minimum druk in de leiding verkrijgt u door de
druk verkregen uit diagram B op te tellen bij de drukverliezen
van de brander (zie handleiding brander), en bij de tegendruk
van de verbrandingskamer (zie handleiding warmtegenerator).
ONDERHOUD FILTER
Tenminste eens per jaar de filter vervangen door de 4
schroeven van één van de zij-deksels met het opschrift FILTER
los te draaien.
AFSTELLING DRUKSTABILISATOR
Het deksel (6) opzijschuiven en de onderliggende schroef in de
gewenste richting +/- draaien; de uitgaande druk van de
gasstraat kan variëren van 4 tot 50 mbar.
De werking van de drukstabilisator neemt toe naarmate het
drukverlies p tussen ingang en uitgang ervan groter is: de
werking neemt eveneens toe bij een benedenstroomse
drukverhoging, een vergroting die te verkrijgen is, compatibel
met de overige werkingsbehoeften en met de aanwezigheid van
druk in de leiding, door het openen van de benedenstroomse
kleppen.
Gasdruk met twee waarden
Indien de gasstraat verbonden is met een toevoerleiding waarin
de gasdruk tussen 2 waarden kan variëren al naar gelang de
calorische waarde van het gas, moet de stabilisator uitgesloten
worden door gebruikt van een speciale kit.
In ieder geval moet op de brander, indien niet aanwezig, een
maximum gasdrukschakelaar met manuele herbewapening
gemonteerd worden die elektrisch verbonden met een
thermostaat en voldoende geijkt is.
NEDERLANDS
AFSTELLING KLEPPEN
De toevoerdebiet (fase van snelle klepopening) wordt afgesteld
door de spil +/- in de gewenste richting te draaien na het deksel
(9) verwijderd te hebben; het deksel kan als gereedschap
gebruikt worden door hem om te draaien.
Het werkdebiet wordt vervolgens progressief bereikt vanaf het
toevoerdebiet na interventie van de hydraulische rem; het
werkdebiet kan geregeld worden door de ring (10) in de
gewenste richting + /- te draaien nadat de onverzegelde schroef
(11) losgedraaid is.
Het is overigens wenselijk het debiet af te stellen door de druk
benedenstrooms van de stabilisator te regelen; uitgaand van de
hiervoor gedane beschouwingen over de funktionaliteit van de
drukstabilisator, wordt een optimale werking van de kleppen
verkregen bij volledige opening: het is dus noodzakelijk een
compromis te vinden tussen de behoeften van de stabilisator en
die van de kleppen.
geldt respektievelijk
IJKING VAN DE MINIMUM GASDRUKSCHAKELAAR
0
Zie de handleiding van de brander.
9
6286