3.
Plaats het bij de geïnstalleerde spuitmond (5) pas-
sende HEA-filter (11).
4.
Draai de handgreep (8) rechtsom, terug in de
schroefdraad van het verfspuitpistool (7).
Opmerking Reinig de HEA-filters (11) regelmatig en
vervang ze zo nodig.
11. Ingebruikname
1.
Plaats de aanzuigslang (2) en retourslang (1) in de
verfemmer.
2.
Bedien de ventielknop (16) om te controleren of
het ventiel open is.
3.
Steek de voedingsstekker in een stopcontact.
4.
Draai de functieschakelaar (13) naar de verticale
stand (PRIME).
5.
Draai de draaiknop van de drukregelaar (3) op po-
sitie 2, om ervoor te zorgen dat de verf door het
systeem wordt opgepompt.
6.
Wacht, tot de verf door de retourslang (1) weer te-
rug de verfemmer in loopt. Draai de draaiknop van
de drukregelaar (3) nu naar positie 0 (uit).
7.
OPMERKING Mocht er geen verf uit de slang de
emmer in lopen, volg dan de maatregelen op, aan-
gegeven onder "Aanzuigproblemen opheffen".
8.
Draai de functieschakelaar (13) naar de verticale
stand (SPRAY).
9.
Draai de draaiknop van de drukregelaar (3) naar
een stand die past bij de viscositeit van het te
sproeien materiaal.
10. Houd het verfspuitpistool (7) boven een lege emmer.
11. Ontgrendel het verfspuitpistool (7) door de bor-
gingspal (6) met de punt naar onder te draaien.
12. Bedien de trekker (9), tot de verf in een rechte
straal uit het pistool komt.
13. Vergrendel het verfspuitpistool (7) door de bor-
gingspal (6) met de punt zo ver mogelijk naar ach-
ter en naar boven te draaien.
Instellingen
• Met de draaiknop van de drukregelaar (3) kunt u het
apparaat inschakelen door een stand hoger dan 0
in te stellen. Welke stand u kiest, is afhankelijk van
het gebruikte spuitmiddel. Bepaal de beste instelling
door een spuittest uit te voeren.
• Functieschakelaar (13) heeft twee instellingen:
1. PRIME (verticale stand): In deze stand kunt u het
systeem alvast met verf vullen of een drukontlas-
ting uitvoeren.
2. SPRAY (horizontale stand): In deze stand kunt u
met het apparaat werken.
80 | NL
Spuiten
• Ontgrendel het verfspuitpistool (7) door de bor-
gingspal (6) met de punt naar onder te draaien.
• Druk de trekkerhendel (9) in en houd deze ingedrukt
om te spuiten.
• Laat de trekker (9) weer los om te stoppen met spui-
ten.
WAARSCHUWING! Vergrendel het verfspuitpistool (7)
altijd, als u niet direct wilt gaan spuiten.
• Vergrendel het verfspuitpistool (7) door de borgings-
pal (6) met de punt zo ver mogelijk naar achter en
naar boven te draaien.
Oververhittingsbeveiliging
Het apparaat beschikt over een oververhittingsbeveili-
ging. Deze schakelt het apparaat uit als er oververhit-
ting dreigt. Ga dan als volgt te werk:
1.
Draai de draaiknop van de drukregelaar (3) naar
positie 0 (uit).
2.
Draai de functieschakelaar (13) naar de verticale
stand (PRIME).
3.
Laat het apparaat minstens 30 minuten afkoelen
en hef zo nodig de oorzaak voor de oververhitting
op. Het kan bijvoorbeeld komen doordat de ven-
tilatiesleuven zijn afgedekt, mogelijk doordat het
apparaat te dicht tegen de muur aan staat.
4.
Neem het apparaat weer in bedrijf.
Drukontlasting uitvoeren
Voer altijd een drukontlasting uit als u klaar bent met
werken en het apparaat wilt opruimen. Zo laat u de druk
uit het systeem ontsnappen:
1.
Draai de draaiknop van de drukregelaar (3) naar
positie 0 (uit).
2.
Draai de functieschakelaar (13) naar de verticale
stand (PRIME).
3.
Ontgrendel het verfspuitpistool (7) door de bor-
gingspal (6) met de punt naar onder te draaien.
4.
Laat de druk ontsnappen door aan de trekkerhen-
del (9) te trekken. Houd daarbij het verfspuitpistool
(7) boven een lege emmer.
5.
Wacht tot alle druk c.q. verf uit het systeem is af-
gelaten. Laat de trekker (9) weer los om te stoppen
met spuiten.
6.
Vergrendel het verfspuitpistool (7) door de bor-
gingspal (6) met de punt zo ver mogelijk naar ach-
ter en naar boven te draaien.
www.scheppach.com