Publicidad
Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
NL
Aanbevolen luchttoevoer
WAARSCHUWING: Het spuitpistool mag in geen enkel geval worden gebruikt in een
drukluchtsysteem met geïntegreerde oliespuit.
Let op: Het verkrijgen van een afwerking met een fijne nevel zonder het gebruik van een
hoogstaand scheidingsfilter is vrijwel onmogelijk.
• Dit gereedschap moet worden gekoppeld aan een schone, droge luchttoevoer met
waterafscheider en filter (Fig. II)
• Zorg ervoor dat de toevoerdruk niet hoger is dan het vermelde maximum (zie 'Specificaties')
• Zorg ervoor dat water dagelijks uit het luchtsysteem wordt afgevoerd
• Zorg ervoor dat alle onderdelen van het systeem (slangen, koppels enz.) de juiste classificatie
voor de gebruikte luchtdruk hebben
• Gebruik geen niet-geleidende slangen om de opbouw van elektrostatische ladingen te
voorkomen
Het instellen van de luchtdruk
• Verstuivende druk moet goed worden ingesteld om rekening te houden met de val in luchtdruk
tussen de compressor/regelaar en het spuitpistool
• Gebruik de aanbevolen slangdiameter om drukval te minimaliseren en stel toevoerluchtdruk in
volgens 'Specificaties'
BELANGRIJK: Spuit altijd met de laagst mogelijke luchtdruk om te voorkomen dat te veel materiaal
wordt gespoten en om zo efficiënt mogelijk te werken.
Verfvoorbereiding
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat het type verf of oplosmiddel dat wordt gebruikt en de
viscositeit geschikt zijn voor het materiaal en het type van dit spuitpistool.
• Meng, conditioneer en filter het te spuiten materiaal volgens de aanbevelingen van de fabrikant
• Raadpleeg de richtsnoeren van de fabrikant voor de opslag en verwijdering van bereid materiaal
Vullen van de verfbeker
1. Zorg ervoor dat het spuitpistool is ontkoppeld van de luchttoevoer.
2. Schroef het deksel van de verfbeker(1) los.
3. Vul de verfbeker tot het gewenste niveau.
Let op: De buitenkant van de verfbeker is voorzien van een schaalverdeling in ml. Vul nooit te veel
(zie 'Specificatie' voor max. capaciteit verfbeker).
4. Breng het deksel weer op de verfbeker aan. Sluit hem stevig met de hand.
Let op: Het deksel heeft een klein gaatje voor drukregeling en is derhalve niet volledig verzegeld.
Zorg ervoor dat er geen materiaal door dit gaatje wordt gemorst. Zorg er altijd voor dat het gaatje
schoon en niet geblokkeerd is.
Het afstellen van het spuitpistool
Let op: Maak uzelf bekend met de 'Trekkerbediening' in het onderdeel 'Gebruik' hieronder, voordat
u met het afstellen begint.
Standaardinstelling
1. Schroef de gekartelde naaldafstelschroef (4) voorzichtig met de klok mee tot hij stopt
Let op: De naaldstelschroef heeft een afzonderlijke gekartelde borgring die moet worden
losgedraaid voordat afstelling mogelijk is. Draai deze ring vast om de afstelling van de naald te
vergrendelen.
WAARSCHUWING: De verfnaald kan gemakkelijk beschadigd raken. Gebruik daarom niet
teveel kracht.
2. Draai de kartelluchtstelschroef (8) voorzichtig rechtsom tot hij niet verder kan
WAARSCHUWING: Gebruik NIET teveel kracht omdat dit de klepzitting kan beschadigen.
3. Draai de instelknop voor het patroon (5) rechtsom totdat deze stopt.
4. Draai de vergrendelingsring (12) van het luchtmondstuk ongeveer een kwartdraai los, zodat het
luchtmondstuk (11) kan worden ingesteld.
Het afstellen van het materiaaldebiet
1. Koppel het spuitpistool aan de luchttoevoer die is afgesteld zoals vermeld in 'Specificaties'
2. Richt het pistool op een groot stuk karton of vergelijkbaar materiaal
Let op: In de standaardinstelling dient er geen materiaal of lucht uit te komen.
3. Houd het spuitpistool stil en knijp de trekker (9) volledig in
4. Draai de kartelluchtstelschroef (8) linksom om de gewenste luchtstroming in te stellen
5. Houd de trekker ingedrukt en draai de gekartelde naaldstelschroef langzaam linksom om de
materiaalstroom te openen
6. Vervolg met afstellen tot het materiaal naar wens wordt gespoten
40
Het afstellen van het spuitpatroon
Let op: Stel het materiaaldebiet altijd opnieuw af als de breedte of vorm van de gespoten straal
wordt aangepast.
1. Draai de instelknop voor het patroon (5) langzaam linksom om het sproeipatroon aan te passen.
Draai tot het gewenste sproeipatroon is bereikt.
Let op: Door de patroonafstelschroef tegen de klok in te draaien wordt de spreiding vergroot, en
met de klok meedraaien resulteert in een smaller, cirkelvormiger spuitpatroon.
2. Draai aan het luchtmondstuk (11) om de richting van het spuitpatroon af te stellen (Fig. III).
3. Zodra u het gewenste spuitpatroon hebt bereikt, laat de trekker (9) los en draai de
vergrendelingsring (12) van het luchtmondstuk met de hand aan om het luchtmondstuk vast te
zetten.
Let op: Bij de meeste werkzaamheden moeten de vleugels op het luchtmondstuk horizontaal
zijn om een verticaal spuitpatroon te verkrijgen die maximale dekking biedt naarmate het pistool
achter- en voorwaarts wordt bewogen parallel aan het oppervlak dat wordt geverfd.
Gebruik
Trekkerbediening
Het mechanisme van de trekker (9) bestaat uit twee stappen:
• Knijp de trekker in tot de eerste stap waardoor de lucht door het pistool gaat stromen
• Knijp de trekker verder in om de verf te spuiten
Let op: Het afstellen van de gekartelde naaldafstelschroef (4) bepaalt hoe ver de trekker kan worden
ingeknepen.
Spuittechniek
WAARSCHUWING: Houd er rekening mee dat pneumatisch gereedschap restdruk kan
vasthouden. Ontlucht het gereedschap nadat de luchttoevoer is afgesloten.
• Voor het bereiken van een gladde gelijkmatige laag moet het materiaal worden voorbereid en
verdund in overeenstemming met de richtlijnen van de fabrikant.
• Het pistool moet schoon en op de juiste wijze geladen zijn, het spuitpatroon moet zijn afgesteld
en de compressor moet op de juiste druk zijn ingesteld.
• Voer altijd een test met het pistool uit en volg de procedures beschreven in 'Het afstellen van het
spuitpistool' , om de beste instellingen te bepalen.
• Houd het spuitpistool op ongeveer 200-250 mm afstand van het werkstuk.
• Spuit de randen van het werkstuk eerst. Overlap ongeveer 50% van elke gespoten straal.
• Spuit in een continue, gelijkmatige beweging. Houd uw hand zo stil mogelijk en beweeg de
spuit in een rechte baan over het werkstuk (Fig. IV).
• Werk niet in een boogbeweging. Bogen resulteren in een ongelijkmatige afwerking (Fig. V).
• Vermijd intensief zwaaien met het pistool, omdat dit resulteert in een instabiele luchtdoorgang
waardoor wolken verstoven gespoten materiaal kunnen vrijkomen.
• Voorafgaand aan het spuiten is het goed om het hele spuitproces te visualiseren. Begin met
de minst zichtbare delen en werk naar de delen die gezien worden. Hierdoor bereikt u een
gelijkmatige afwerking, kunt u de probleemgebieden van het werkstuk bepalen, en rond punten
werken die al bedekt zijn.
• Ontkoppel na gebruik het spuitpistool onmiddellijk van de luchttoevoer.
WAARSCHUWING: Houd er rekening mee dat pneumatisch gereedschap restdruk kan
vasthouden. Ontlucht het gereedschap nadat de luchttoevoer is afgesloten.
Onderhoud
WAARSCHUWING: Ontkoppel de machine altijd van de luchttoevoer voordat u de machine
schoonmaakt of enig onderhoud uitvoert.
WAARSCHUWING: Draag bij het uitvoeren van reinigings- en onderhoudswerkzaamheden
altijd geschikte beschermende uitrusting inclusief oog- en ademhalingsbescherming evenals
handschoenen.
WAARSCHUWING: De meeste oplosmiddelen die voor verftoepassingen worden gebruikt zijn
giftig en zeer brandbaar. Volg lokale wet- en regelgeving met betrekking tot het hanteren, de opslag
en de weggooien van oplosmiddelen en andere schadelijke en mogelijk gevaarlijke stoffen.
Let op: Uw spuitpistool is een hoogwaardig precisie-instrument en moet overeenkomstig worden
behandeld en onderhouden om consistente, professionele en gelijkmatige resultaten te verkrijgen.
• De meest voorkomende problemen met spuitpistolen worden veroorzaakt doordat verf in de
punt, het mondstuk of de inwendige lucht/vloeistofpassages kan opdrogen
• Reinig het hele spuitpistool grondig na elk project en als het soort gespoten materiaal wordt
gewijzigd
• Gebruik voor reiniging altijd hetzelfde oplosmiddel als is gebruikt voor verfverdunning
Publicidad
