6.4. Configuratie van beschermingen
6.5. Sensorbeheer
Handleiding voor gebruiker, installateur en servicedienst
Regeling van de bron 1, 2, 3 en 4
Voor het configureren van het % voor maximale en minimale regeling waarbij de bron
werkt. Dit gebeurt voor de circulatiepomp in een geothermische bron en voor de
ventilator in een aerothermische bron.
Ontijzing van de bron 1, 2, 3 en 4
Enkel voor bronnen geconfigureerd als aerothermisch.
1. Voor het activeren van het ontijzingsprogramma van de aerothermische sensor.
2. Voor het configureren van de nominale DT in omstandigheden zonder ijzel. DT is het
verschil tussen de temperatuur van de buitenlucht en die van de glycol bij de uitlaat
van de bron.
3. Voor het configureren van het % voor toename van DT om de ontijzingscyclus te
starten.
4. Voor het configureren van de glycoltemperatuur bij de uitgang van de voeler om de
ontijzing te beëindigen.
5. Voor het configureren van de maximumduur voor het beëindigen van de ontijzing
hoewel de geconfigureerde "T return" niet werd bereikt.
Externe storing
Voor het configureren van de logica NO/NG (Normaal open/gesloten) van de digitale
ingang van elke bron voor het ontvangen van externe alarmsignalen.
XXXXXX
1. Het type sensor geïnstalleerd in elke analoge ingang en de actuele aflezing hiervan
worden weergegeven.
2. Voor het invoeren van een correctie op de aflezing van de sensor.
Opmerking: Er bestaan schermen voor alle temperatuursensoren.
25
ecoSMART e-source