6
Verwijder de aanbrengstrook (tag III).
Aanbrengstrook (tag III)
Raak de aansluiting van de stripantenne
aan.
7
Breng de positie van het uitsteeksel van
de versterkerunit (G) in lijn met K op de
stripantenne (F) en plak vast.
Raak de aansluiting op het plakoppervlak (plakkant)
van de versterkerunit
(G)
niet aan.
•
Wanneer de antenne aan de rechterkant
wordt geplaatst
Bepaal de positie van het uitsteeksel met
Aardingsvel
(F)
(G)
Contact van versterkerunit (metalen gedeelte)
Aansluiting van stripantenne
18
Wanneer de antenne aan de linkerkant
•
wordt geplaatst
(F)
(F)
niet
Aardingsvel
8
Verwijder de strook die het aardingsvel
bedekt en plak het vel op een metalen
gedeelte van de auto.
Zorg dat er voldoende ruimte voor het aardingsvel is
zodat het geen andere interieuronderdelen overlapt
(bijv. afdekking van voorpilaar). Controleer tevens
K
-markering
of de interieuronderdelen de versterkerunit
hinderen.
Afdekking voorpilaar
9
Leid de antennekabels.
(F)
Bevestig de antenne met kabelklemmen
diverse posities aan de pilaar.
10
Plaats de afdekking van de voorpilaar
weer terug.
Let op dat het aardingsvel en de versterkerunit
bij het weer plaatsen van de afdekking niet worden
beschadigd.
11
Verbind de versterkerunit (G) met de DAB-
ingangsaansluiting op het achterpaneel
van het toestel.
12
Stel [DAB ANT POWER] op [ON]. ( 5)
(G)
(F)
Bepaal de positie van het uitsteeksel
J
met
-markering
(G)
niet
Voorruit
Aardingsvel
(G)
(H)
op
(G)