Doeleinden van gebruik
Dit gereedschap is bedoeld
zagen en verstekzagen in hout (alleen wanneer gebruikt
als een verstekzaag op de onderste tafel).
Stroomvoorziening
Het gereedschap mag alleen worden aangesloten op
een stroombron van hetzelfde voltage als aangegeven
op de naamplaat, en kan alleen op enkel-fase wissel-
stroom worden gebruikt. Het gereedschap is dubbel-geï-
soleerd en kan derhalve ook op een niet-geaard
stopcontact worden aangesloten.
Algemene veiligheidswaarschuwingen voor
elektrisch gereedschap
WAARSCHUWING! Lees alle veiligheidswaars-
chuwingen en alle instructies. Het niet volgen van de
waarschuwingen en instructies kan leiden tot elektrische
schokken, brand en/of ernstig letsel.
Bewaar alle waarschuwingen en instructies om in de
toekomst te kunnen raadplegen.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR DE
TAFEL-, AFKORT- EN VERSTEKZAAG
VOOR ZOWEL DE VERSTEKZAAGMODUS ALS DE
TAFELZAAG (AFKORTZAAG) MODUS
1.
Inspecteer voor elk gebruik het zaagblad zorg-
vuldig op barsten of vervorming.
Vervang een beschadigd zaagblad onmiddellijk.
2.
Gebruik de zaag niet als de beschermkappen of
het spouwmes ontbreken, vooral na het aanpas-
sen van de werkinstelling. Controleer vóór elk
gebruik of de beschermkappen goed sluiten.
Gebruik de zaag niet indien de beschermkappen
niet goed bewegen en niet snel over het zaag-
blad sluiten. Klem of bind de beschermkappen
nooit in de geopende stand vast. Elke onregel-
matige werking van de beschermkappen dient
onmiddellijk te worden verbeterd.
3.
Gebruik alleen zaagbladen die zijn aanbevolen
door de fabrikant en die voldoen aan de norm
EN847-1. De breedte van de zaagsnede moet
groter zijn dan de dikte van het spouwmes, maar
het zaagbladlichaam moet dunner zijn dan het
spouwmes.
4.
Gebruik geen zaagbladen die gemaakt zijn van
sneldraaistaal.
5.
Draag een veiligheidsbril.
6.
Draag oorbeschermers om aantasting van uw
gehoor te voorkomen.
7.
Draag handschoenen voor het hanteren van
zaagbladen (en bewaar de zaagbladen altijd in
een houder waar dat praktisch mogelijk is) en
voor ruwe materialen.
8.
Sluit het gereedschap aan op een stofvangin-
richting wanneer u zaagt.
9.
Berg de drukstok altijd op wanneer u hem niet
gebruikt.
10. Zorg dat de vloer in de omgeving van de zaag
effen is en vrij van obstakels zoals spanen en
stukjes afgezaagd hout.
54
ENE060-1
voor nauwkeurig recht
ENF002-2
GEA010-1
ENB088-5
11. De gebruiker dient goed vertrouwd te zijn met
het gebruik, de afstelling en de werking van het
gereedschap.
12. Als u de zaag onbeheerd achterlaat, schakelt u
die uit en trekt u de stekker uit het stopcontact.
13. Houd het zaagblad scherp en schoon om het
zaaglawaai te beperken.
14. Gebruik alleen zaagbladen die zijn aangemerkt
voor een maximaal toerental gelijk of hoger dan
het onbelaste toerental dat staat aangegeven op
het gereedschap.
15. Als het gereedschap is toegerust met een laser
of LED, vervang dan nooit de laser of LED door
één van een ander type. Als reparatie nodig is, ver-
zoekt u een erkend servicecentrum om dat te ver-
richten.
16. Ga nooit afgezaagde stukken of andere delen
van het werkstuk verwijderen uit de werkplaats
terwijl de zaag nog draait met een zaagblad zon-
der afscherming.
17. Gebruik het gereedschap niet voor het zagen
van groeven, inkepingen of sponningssleuven.
18. Voordat u het gereedschap meedraagt, zorgt u
altijd dat de bovenkant van het zaagblad wordt
afgedekt door de bovenste beschermkap en dat
alle bewegende onderdelen zijn vastgezet. Voor
optillen of dragen van het gereedschap mag u
nooit de beschermkap als handgreep gebruiken.
19. Bij het vervangen van het zaagblad, dient u de
as, de flenzen (vooral hun montagevlak) en de
zeskante bout te reinigen. Pas daarbij goed op
dat u deze onderdelen niet beschadigt, aange-
zien dit kan leiden tot zaagbladbreuk. Slechte
montage kan trilling/slingering of slippen van
het zaagblad veroorzaken. Gebruik alleen flen-
zen die voor dit gereedschap zijn bestemd.
20. Gebruik uitsluitend de accessoires die in deze
gebruiksaanwijzing worden aanbevolen. Het
gebruik van ongeschikte accessoires, zoals
doorslijpschijven, kan verwondingen tot gevolg
hebben.
21. Selecteer het juiste zaagblad in overeenstem-
ming met het te zagen materiaal.
22. Pas op dat u niet gaat zagen in metalen voorwer-
pen zoals spijkers of schroeven. Inspecteer het
werkstuk vóór het gebruik en verwijder alle spij-
kers, schroeven en andere obstakels.
23. Sla alle losse knopen uit het werkstuk VOORDAT
u begint te zagen.
24. Gebruik het gereedschap niet in de nabijheid
van ontvlambare vloeistoffen of gassen.
25. Verwijder voor uw eigen veiligheid zaagafval,
stukjes hout e.d. uit de werkomgeving en van de
werktafel voordat u het gereedschap op een
stopcontact aansluit en begint te zagen.
26. Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Zorg dat u of andere omstanders niet vlak in het
zaagbladpad staan. Raak het freewheelende
zaagblad niet aan, aangezien dit nog ernstige
verwonding kan veroorzaken, en reik uw lichaam
nooit dicht bij het zaagblad.
27. Laat uw aandacht nooit verslappen, vooral niet
wanneer het werk saai is en uit herhalingen
bestaat. Laat u niet door een vals gevoel van vei-
ligheid misleiden, aangezien zaagbladen altijd
uiterst gevaarlijk zijn.