Het is zaak van de gebruiker om de driefasenuitvoering te beveiligen met een thermische magneetscha-
kelaar of met een aanzetter inclusief een afstandsschakelaar, een thermisch relais en zekeringen stroom-
opwaarts ervan.
Het overbelastingsrelais moet ingesteld worden op de waarde van de nominale spanning van de motor
die op het typeplaatje staat. Het is toegestaan om het thermische relais op een iets lagere stroomwaarde
dan de waarde op volle belasting in te stellen als het zeker is dat de elektropomp onderbelast is, maar
het is niet toegestaan om de thermische beveiliging op een hogere waarde dan de waarde op volle be-
lasting in te stellen.
Controle van de draairichting bij elektropompen met een driefasenmotor
De draairichting kan gecontroleerd worden voordat de pomp met de te verpompen vloeistof gevuld
wordt mits u de pomp alleen gedurende korte impulsen laat draaien.
WAARSCHUWING
AVVERTENZA
AVVERTENZA
Als de draairichting niet tegen de wijzers van de klok in is (naar links) als u van de zijde van de aanzuig-
opening naar de pomp kijkt dan moeten de beide voedingsdraden met elkaar verwisseld worden.
6.2 Aanzuiging
Om de aanzuiging van de pomp en de aanzuigleidingen te verkrijgen moeten zij vóór het in werking stel-
len met de op te pompen vloeistof gevuld worden. Het vullen wordt, nadat de vulstop verwijderd is, als
volgt gedaan:
– Pomp onder de vloeistofhoogte:
Laat de vloeistof in de pomp stromen door de afsluitklep op de aanzuigleiding te openen totdat de
vloeistof uit de vulopening stroomt.
– Pomp boven de vloeistofhoogte:
Laat de pomp en de aanzuigleiding vollopen door de vloeistof via de vulopening in de pomp te laten
stromen. Om deze handeling te verkorten is het ook mogelijk om de vloeistof via de persopening in de
pomp te laten stromen.
Tijdens de vulfase moet u het uitstromen van de lucht bevorderen. Bedenk dat het vullen pas voltooid
is als het niveau bij de vulopening gestabiliseerd is en als de luchtbellen verdwenen zijn. Bij de pom-
pen in de uitvoering met een dubbele waaier moet de ontluchtingsklep op het pomplichaam geduren-
de heel de vulfase opengehouden worden totdat het water eruit stroomt.
Na afloop van het vullen moet de pomp in werking gesteld worden terwijl de afsluitklep op de persleiding
gesloten is, waarna de klep langzaam geopend moet worden totdat het werkpunt bereikt wordt.
Controleer of de druk en de opbrengst constant blijven, als dit niet het geval is moet de pomp onmiddel-
lijk gestopt worden en moet de hele handeling herhaald worden..
6.2 Werking
Als alle installatie- en vulhandelingen op de juiste manier verricht zijn moet de pomp een goede en ge-
ruisloze werking leveren.
Als de pomp op de juiste manier geïnstalleerd is en binnen het op het typeplaatje vermelde toepassings-
gebied gebruikt wordt, stemt de maximum door de elektropomp voortgebrachte geluidsoverlast overeen
met de hieronder vermelde tabel:
MOTORVERMOGEN
2 POLEN 50 Hz
≤ 3 kW
4 kW
–
5,5 - 7,5 kW
9,2 - 22 kW
30 - 37 kW
45 - 55 kW
*
Niveau van de gemiddelde geluidsdruk op 1 meter afstand van de elektropomp in een vrije ruimte.
Het is niet toegestaan om de pomp te laten functioneren voordat de pomp
met vloeistof gevuld is. Door de pomp lang achter elkaar droog te laten draai-
en kan de mechanische dichting onherstelbaar beschadigd worden.
MOTORVERMOGEN
4 POLEN 50 Hz
CHF tot 9,2 kW
EQF tot 4 kW
EQF 5,5 - 7,5 kW
GELUIDSDRUK-
NIVEAU * Lp(A) dB ± 2
< 70
71
72
76
81
83
86
nl
GELUIDSVERMOGEN-
NIVEAU Lw(A) dB ± 2
81
82
86
91
94
97
49