Voor de start
WAARSCHUWING! Neem de
!
gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik
de machine niet voor u alles duidelijk heeft
begrepen.
Draag altijd persoonlijke
veiligheidsuitrusting. Zie instructies in het
hoofdstuk "Persoonlijke
veiligheidsuitrusting".
Zorg ervoor dat zich geen onbevoegden
binnen het werkgebied bevinden, anders
bestaat er risico voor ernstige
verwondingen.
•
Voer dagelijks onderhoud uit. Zie de instructies in het
hoofdstuk "Onderhoud".
•
Vul de watertank of sluit de machine aan op een
watertoevoerbron.
•
Markeer de te maken zaagsneden.
•
Controleer of de voorste geleider is uitgelijnd met het blad.
•
Leg een liniaal langs de binnenste flens. Lijn de voorste
geleider uit langs de liniaal. Stel indien nodig de voorste
geleider af door de moeren los te draaien waarmee het
geleidewiel vastzit. Lijn het geleidewiel uit langs de liniaal
en draai de moeren weer vast.
•
Laat de voorgeleiding neer en lijn de machine uit met de
markering.
Starten
Starten van de motor
•
Lees de bedieningshandleiding van de motorfabrikant
door.
Beginnen met zagen
•
Open de wateraftap.
•
Controleer of de waterleidingen in de bladbeschermkap
open zijn en of er voldoende water naar elke zijde van het
blad wordt gevoerd.
•
Test de watertoevoer op druk en hoeveelheid (debiet)
voordat u de zaag start.
•
Laat de motor draaien met het gas volledig open.
STARTEN EN STOPPEN
•
Laat de regeling van de wielvergrendeling voor de
zaagdiepte-instelling zakken.
•
Zaag slechts zo diep als vereist is voor de klus. Als u
dieper zaagt dan nodig is, slijten het blad en de machine
meer.
•
Maak een geleidende snede, ongeveer 20-30 mm (1 inch)
diep.
•
Snijd steeds 50 mm (2 inches) dieper, totdat de gewenste
snedediepte is bereikt. Dit heet ook wel 'stapsgewijs
zagen'.
•
Breng de regeling van de wielvergrendeling voor de
zaagdiepte-instelling omhoog.
•
Zaag alleen in een rechte lijn. Markeer de zaaglijn
duidelijk zodat de gebruiker van de zaag de zaaglijn
gemakkelijk kan volgen.
•
Duw de machine langzaam naar voren. Zorg ervoor dat
de voorgeleiding en het zaagblad niet van de markering
afwijken.
LET OP! De zaag mag NIET zijwaarts worden verdraaid om
het blad weer op de lijn te brengen.
Stoppen
Stoppen met zagen.
•
Laat de regeling van de wielvergrendeling voor de
zaagdiepte-instelling zakken. Draai het zaagblad uit de
groef.
•
Breng de regeling van de wielvergrendeling voor de
zaagdiepte-instelling omhoog.
•
Schakel de wateraftap uit.
Afzetten van de motor
•
Lees de bedieningshandleiding van de motorfabrikant
door.
•
Druk op de machinenoodstopknop en controleer of de
motor stopt.
– 103
Dutch