Begin elke observatie met de laagste vergro-
ting.
Breng de microscooptafel (afb. 1, 11) hele-
maal naar beneden. Draai vervolgens de ob-
jectiefrevolver (afb. 1, 8) zo ver door, dat hij op
de laagste vergroting (objectief 4x) vastklikt.
Opmerking:
Breng de microscooptafel altijd eerst he-
lemaal naar beneden (afb. 1, 11) voordat je
van objectief wisselt.
Afb. 2
B/C
Hiermee voorkom je
eventuele
f
gingen!
D
Schuif nu het 10x
oculair (afb. 1, 1) in de
Barlow-lens (afb. 1,
3). Let erop dat de Barlow-lens helemaal in
de oculairbuis (afb. 1, 5) zit en er niet half is
uitgetrokken (afb. 2).
Hoe bekijk ik het preparaat?
Nadat je de microscoop met de juiste belich-
ting hebt opgebouwd en ingesteld, gelden de
volgende basisprincipes:
Begin met een eenvoudige observatie met de
laagste vergrotingsfactor. Zo is het gemakke-
lijker om het object in het midden te krijgen
(centreren) en het beeld scherp te stellen (fo-
cusseren).
Hoe hoger de ingestelde vergrotingsfactor,
des te meer licht is er nodig voor een goed
belicht beeld.
2)
I
Afb. 3
beschadi-
boven het lampje (afb. 1, 12) te liggen.
In de volgende stap kijk je door het oculair
(afb. 1, 1) en draai je voorzichtig aan de
scherpteregeling (afb. 1, 16) tot het beeld
zich scherp aftekent.
Nu kun je een hogere vergroting instellen
door de Barlow-lens (afb. 1, 3) langzaam uit
de oculairbuis (afb. 1, 5) te trekken. Als de
Barlow-lens bijna helemaal is uitgetrokken,
wordt de vergroting bijna dubbel zo groot.
Als je nu nog sterkere vergrotingen wilt zien,
gebruik je het oculair 16x (afb. 1, 2) en draai
je de objectiefrevolver (afb. 1, 8) op hogere
instellingen (10x of 40x).
Let op:
Niet bij elk preparaat is de hoogste vergro-
tingsfactor ook de beste!
Denk erom: Bij een andere instelling van de
vergroting (wisselen van oculair of objectief,
uittrekken van de Barlow-lens) moet de
Leg nu een houdbaar
scherpte van het beeld opnieuw worden in-
preparaat (afb. 6, 20)
gesteld met de scherpteregeling (afb. 1, 16).
direct onder het objec-
Ga hierbij voorzichtig te werk. Als je de mi-
tief op de microscoop-
croscooptafel te snel naar boven laat komen,
tafel (afb. 3). Het te
kunnen het objectief en de objectdrager met
observeren
object
elkaar botsen en beschadigd raken!
dient hierbij precies
Welk licht voor welk preparaat?
Met dit apparaat, een opvallend- en doorval-
lend-lichtmicroscoop, kunnen zowel door-
zichtige, halfdoorzichtige als niet-doorzichti-
ge objecten worden bekeken.
Het beeld van het geobserveerde object
wordt via het licht „getransporteerd". Daarom
bepaalt de juiste belichting, of je iets kunt zien
of niet!
Als je niet-doorzichtige (opake) objecten (bijv.
kleine beestjes, delen van planten, stenen,
munten enz.) met deze microscoop bekijkt,
dan valt het licht op het voorwerp zelf.
Van daar uit wordt het licht teruggekaatst en
komt het door het objectief en het oculair (zor-
gen voor de vergroting) in het oog terecht. Dit
wordt opvallend-licht-microscopie genoemd.
NL
31