IMG Stage Line STA-160 Manual De Instrucciones página 11

Tabla de contenido

Publicidad

5 De versterker aansluiten
De aansluitingen mogen uitsluitend worden uitge-
voerd resp. gewijzigd bij een uitgeschakeld toestel!
5.1 Ingang
Sluit de uitgang van een voorversterker of een meng-
paneel aan op een van de jackparen in het aansluit-
veld INPUT [6,3 mm-jacks (6), cinch-jacks (7) of XLR-
jacks (13)]. Bij brugwerking mogen telkens alleen de
jacks van het linker kanaal (LEFT) aangesloten wor-
den. Gebruik bij voorkeur de gebalanceerde XLR- of
jackingangen, omdat een gebalanceerde signaal-
overdracht de beste storingsonderdrukking biedt, in
het bijzonder bij lange verbindingskabels. Het in-
gangssignaal moet lijnniveau hebben.
5.2 Luidsprekers
In stereowerking kunnen twee luidsprekers resp.
twee luidsprekergroepen op de versterker aangeslo-
ten worden. De versterker kan in brugwerking ge-
schakeld worden om over het dubbele uitgangsver-
mogen te beschikken. De versterker werkt dan als
eenkanaalsversterker, maar stuurt toch 400 W
muziekvermogen naar een luidspreker resp. luid-
sprekergroep van 8 Ω.
De aansluiting van de luidsprekers gebeurt via
speakon-jacks. Plug hiervoor de speakon-stekker in
de overeenkomstige jack (zie punt 5.2.1 of 5.2.2) en
draai de stekker naar rechts, tot hij vastklikt. Om de
stekker te verwijderen, schuift u vergrendeling naar
achter en draait u de stekker naar links.
5.2.1 Stereowerking
Het maximale uitgangsvermogen in stereowerking
wordt bij aansluiting van luidsprekers van 4 Ω bereikt.
Maar er kunnen ook luidsprekers van 8 Ω aangeslo-
ten worden, waarbij het uitgangsvermogen evenwel
wat afneemt. De luidsprekers moeten belastbaar zijn
met volgende sinusvermogenswaarden:
Luidsprekers van 4 Ω: 200 W
Luidsprekers van 8 Ω: 150 W
Voor stereowerking dient u de twee jacks RIGHT en
LEFT (8) in het aansluitveld OUTPUT te gebruiken,
5 Conectar el amplificador
¡Todas las conexiones tienen solamente que ser
efectuadas o modificadas si el amplificador está des-
conectado!
5.1 Entrada
Conectar la salida de un preamplificador o de una
mesa de mezcla a una de las parejas de tomas en el
panel INPUT [6,3 mm jack (6), RCA (7) o XLR (13)].
En modo puente, sólo el canal izquierdo (LEFT) tiene
que estar conectado. Las entradas XLR o jack
6,3 mm deben ser utilizadas con preferencia porque
una transmisión simétrica de la señal propone una
mejor supresión de las interferencias, en particular si
los cables son largos. La señal de entrada debería
tener un nivel de línea.
5.2 Altavoces
En modo estereofónico el amplificador puede accio-
nar dos altavoces o dos grupos de altavoces. Puede
cambiarse en modo puente para suministrar a la
salida el doble de la potencia. Entonces el amplifica-
dor opera como amplificador de 1 canal. Sin
a un altavoz de 8 Ω o
embargo, suministra 400 W
RMS
a un grupo de altavoces de 8 Ω.
Los altavoces tienen que ser conectados vía las
conexiones Speakon. Conectar el Speakon en la
conexión correspondiente (véase el capítulo 5.2.1 o
5.2.2) y girarlo a la derecha hasta que esté blo-
queado. Para desconectarlo, mover la seguridad de
bloqueo del Speakon hacia atrás y girarlo a la
izquierda.
5.2.1 Modo estereofónico
La potencia de salida más alta durante el modo este-
reofónico se logra conectando altavoces de 4 Ω. Sin
embargo, también es posible conectar altavoces de
8 Ω con lo cual la potencia de salida disminuye lige-
ramente. Los altavoces deben tener una capacidad
de potencia de por lo menos:
altavoz 4 Ω: 200 W
RMS
altavoz 8 Ω: 150 W
RMS
Usar las dos conexiones RIGHT y LEFT (8) del panel
trasero OUTPUT para el modo estereofónico y
en de functieschakelaar (14) op de achterzijde van
het toestel in de stand STEREO te plaatsen.
De aansluitmogelijkheden voor meerdere luid-
sprekers op één kanaal vindt u terug in de figuur
4–6. Bij samenschakeling van meerdere luidspre-
kers dient u in het bijzonder te letten op de correcte
polariteit (positieve en negatieve aansluitingen) en
dient u te controleren of de totale impedantie min-
stens 4 Ω bedraagt.
5.2.2 Brugwerking
Bij brugwerking moet de impedantie van de luidspre-
kers resp. de totale impedantie van een luidspreker-
groep minstens 8 Ω en het maximumvermogen min-
stens 400 W
bedragen. Voor de aansluiting dient
RMS
u de BRIDGED-jack (9) in het aansluitveld OUTPUT
te gebruiken, en de functieschakelaar (14) op de
achterzijde van het toestel in de stand BRIDGED te
plaatsen.
De aansluitmogelijkheden voor meerdere luid-
sprekers op één kanaal vindt u terug in de figuur
4–6. Bij samenschakeling van meerdere luidspre-
kers dient u in het bijzonder te letten op de correcte
polariteit (positieve en negatieve aansluitingen) en
dient u te controleren of de totale impedantie min-
stens 8 Ω bedraagt.
5.3 Netaansluiting
Verbind de versterker ten slotte met de netstroom
(230 V~/50 Hz). Plaats de regelaars LEFT (2) en
RIGHT (3) volledig naar links tot in de nulstand,
alvorens de versterker in te schakelen.
6 Werking
6.1 In- en uitschakelen
Om luide schakelploppen te vermijden, schakelt u de
versterker van een audio-installatie steeds als laatste
aan. Op dezelfde manier schakelt u op het einde
altijd eerst de versterker uit. Na het inschakelen licht
de PROTECT-LED (1) gedurende ongeveer 3 secon-
den. Gedurende deze tijd wordt de soft start geac-
tiveerd als beveiliging van de luidsprekers.
mover el selector (14) en el panel trasero del amplifi-
cador a la posición STEREO.
Se muestran ejemplos de conexión para varios
altavoces a un canal en las figuras 4 al 6. Al inter-
conectar varios altavoces, comprobar las polarida-
des. Además, la impedancia total debe ser por lo
menos 4 Ω.
5.2.2 Modo puente
En el modo puente la impedancia de un altavoz o la
impedancia total de un grupo de altavoces debe ser
por lo menos 8 Ω; y la potencia real debe ser por lo
menos 400 W
. Para la conexión utilizar la toma
RMS
BRIDGED (9) del panel trasero OUTPUT y mover el
selector (14) del panel trasero a la posición BRID-
GED.
Las figuras 4 al 6 muestran las posibilidades de
conexión para varios altavoces en modo puente. Al
interconectar varios altavoces, comprobar las polari-
dades. Además la impedancia total debe ser por lo
menos 8 Ω.
5.3 Alimentación
Cuando todas las conexiones están efectuadas,
conectar el amplificador a un enchufe (230 V~/
50 Hz). Poner a cero los potenciómetros LEFT (2) y
RIGHT (3) girando en el sentido contrario a las agu-
jas del reloj antes de conectar el amplificador por la
primera vez.
6 Servicio
6.1 Conectar/desconectar
Para evitar ruido, siempre conectar el amplificador a
un sistema audio en cuanto todas las otras unidades
se hayan conectado y desconectarlo nuevamente
después del funcionamiento. La LED PROTECT (1)
se ilumina durante aprox. 3 segundos después de
conectar el amplificador. Durante este tiempo está
accionado el circuito temporizador para proteger los
altavoces.
La LED POWER ON (4) indica el funcionamiento;
los LEDs STEREO o BRIDGED (1) indican el modo
seleccionado por el selector (14).
De POWER-LED ON (4) licht vervolgens op evenals
de LED STEREO of BRIDGED (1) naargelang de
ingestelde bedrijfsmodus [met schakelaar (14)].
6.2 Het niveau instellen
Plaats bij brugwerking de rechter regelaar RIGHT (3)
helemaal naar links in de nulstand en stel met de lin-
ker regelaar LEFT (2) het volume in. Draai de linker
regelaar resp. bij brugwerking beide regelaars maar
zo ver open als nodig is tot het gewenste maximale
volume bereikt is. De rode LED's CLIP LEFT en CLIP
RIGHT (1) signaleren oversturingen van de verster-
ker. Draai de regelaars in dat geval iets terug.
6.3 Massaschakelaar
Indien bij installatie van het toestel een aardlus ont-
staan is (bv. van de behuizing van de versterker via
het rack met de behuizing van een ander toestel),
treedt er een brom op (bv. bij zachte muziekpassa-
ges). Deze aardlus kan met behulp van de mas-
saschakelaar (15) onderbroken worden. Schuif de
schakelaar hiervoor in de LIFT-stand. Er mag nu
geen brom meer hoorbaar zijn.
Anderzijds is de versterker niet beschermd tegen
interferentie door elektrische storingsvelden, wan-
neer de behuizing niet massageschakeld is. Schuif in
dit geval de massaschakelaar in de GND-stand. Bij
twijfel plaatst u de schakelaar afwisselend in de LIFT-
of GND-stand om de optimale instelling te vinden.
7 Beveiligingscircuit
Het beveiligingscircuit voorkomt beschadiging van
luidspreker en versterker. Bij activering van het be-
veiligingscircuit zijn de luidspreakers en de verster-
ker elektrisch gescheiden, en/de, rode PROTECT-
LED (1) licht op:
1. gedurende ongeveer 3 seconden na het inscha-
kelen (soft start)
2. tijdens een kortsluiting van een luidsprekeruit-
gang (8 of 9)
3. bij een DC-signaal op een luidsprekeruitgang
4. bij oververhitting van beide kanalen (OVERHEAT-
LED licht extra op)
6.2 Ajustar los niveles
En modo puente poner el potenciómetro derecho
RIGHT (3) totalmente a la izquierda a cero y ajustar
el volumen unicamente con el potenciómetro izquier-
do LEFT (2). Girar el potenciómetro izquierdo o en
modo estereofónico los dos potenciómetros hasta el
volumen deseado. Los LEDs rojos CLIP LEFT y
CLIP RIGHT (1) indican las sobrecargas. En este ca-
so, volver un poco atrás los potenciómetros.
6.3 Selector Groundlift
Si la instalación del amplificador ha causado un
bucle de masa (por ejemplo de la carcasa del ampli-
ficador vía el rack a la carcasa de otro aparato) se
produce zumbido (por ejemplo en pasajes musicales
bajos). Se puede cortar el bucle de masa con el se-
lector Groundlift (15) poniéndolo en la posición LIFT.
El zumbido debería cesar.
También el amplificador no está blindado contra
las interferencias eléctricas cuando la carcasa no
está conectada a la masa. En este caso poner el se-
lector Groundlift en la posición GND. En caso de
duda conmutar alternandamente el selector para
encontrar la regulación óptima.
7 Circuito de protección
El circuito de protección permite proteger el amplifi-
cador y los altavoces. Cuando está activado, los alta-
voces son separados elétricamente del amplificador
y el LED rojo PROTECT (1) se ilumina:
1. durante aprox. 3 segundos después de conectar
(circuito temporizador)
2. en caso de un cortocircuito a una salida de alta-
voz (8 o 9)
3. en caso de una tensión continua a una salida de
altavoz
4. en caso de un sobrecalentamiento de los dos
canales (el LED OVERHEAT se ilumina adicional-
mente)
Si el LED rojo PROTECT se ilumina durante la ope-
ración o si no se apaga después de la conexión se
tiene que desconectar el amplificador y solucionar el
problema.
NL
B
E
11

Hide quick links:

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido