APRITECH XR 24 Guía Para El Instalador página 41

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 31
De motorreductor mag niet worden gebruikt om noodu-
itgangen of poorten die op vluchtwegen zijn geïnstalleerd te
bewegen.
4.2 INSTALLATIEWAARDEN
Handel als volgt om de positie te bepalen waar de aandrijving
moet worden bevestigd, met gebruikmaking van Fig. 5:
• meet de waarde "A" van de poort, en trek ter hoogte van de
gemeten waarde een horizontale lijn over heel de lengte van
de grafiek.
• op grond van de waarde "A" van de grafiek wordt de maximale
toegestane openingshoek bepaald.
• kies het gewenste openingsbereik
• kies de waarde "B" zodanig dat deze de horizontale lijn (waarde
"A") binnen het gewenste openingsbereik snijdt.
Als de waarde "A" openingen toelaat die groter zijn dan de geko-
zen opening, kan de waarde "B" worden gewijzigd tot aan de
waarde die met de maximale toegestane opening overeenkomt.
Controleer of de minimumwaarde van 450 mm, aangegeven
in Fig. 5, in acht is genomen.
Controleer, zodra de aandrijving is geïnstalleerd, of de waarde
"X" van Fig. 5 minimaal 500 mm is. Als de waarde "X" lager is
dan 500 mm, moet een stootproef worden uitgevoerd op het
in Fig. 5 aangeduide punt, zoals beschreven in de norm UNI
EN 12445, en controleer of de gemeten waarden in overeen-
stemming zijn met de bepalingen van de norm UNI EN 12453.
Als de duwwaarden niet binnen de door de norm UNI EN12453
gespecificeerde waarden vallen, is het VERPLICHT de in figuur
5 aangeduide zone te beschermen met een beveiligingsin-
richting conform de norm UNI EN12978
De aandrijving is bestudeerd en vervaardigd om verticaal te
worden bevestigd (Fig. 6). Het is niet mogelijk de aandrijving
in andere posities te installeren.
4.3. INSTALLATIE VAN DE AANDRIJVING
Zodra de waarden "A" en "B" zijn vastgesteld, kan worden over-
gegaan tot de installatie van de aandrijving, en wel als volgt:
1. Draai de vier bevestigingsschroeven in de bovenkant van de
behuizing (Fig. 7 ref. a) ongeveer 1/2 slag los, en haal de bo-
venkant eraf. Zet de aandrijving op handmatige werking, zie
paragraaf 6.
2. Bepaal de hoogte van de aandrijving, en houd er rekening
mee dat:
• de bevestigingsbeugel van de gebogen arm zich op een
plaats moet bevinden waar hij aan de vleugel van de poort
kan worden bevestigd (Fig. 8)
• de minimale hoogte van de aandrijving vanaf de grond zo-
danig moet zijn dat de gebogen arm kan worden bevestigd,
en de onderkant van de behuizing op zijn plaats kan worden
gezet (minstens 85 mm, zie fig. 8)
• de onderste rand van de achterste beugel moet op één lijn zijn
met de bovenste rand van de voorste beugel, (Fig. 9).
3. Bevestig de achterste beugel met de vier schroeven M8 op de
eerder vastgestelde plaats. Zorg dat tijdens het bevestigen de
richting van Fig. 10 in acht wordt genomen, en controleer met
een waterpas of hij horizontaal is.
Om een betere waterdichtheid te garanderen bedekt de
behuizing de bevestigingsbeugel volledig, hierdoor kan de
beugel niet rechtstreeks op de pilaar worden gelast.
De achterste beugel moet op een zo glad mogelijk oppervlak
worden bevestigd. In geval van een gemetselde pilaar is, als
accessoire, een in te metselen basisplaat verkrijgbaar.
4. Plaats de aandrijving met de twee bijgeleverde schroeven
M8x100 en de bijbehorende moeren op de zojuist bevestigde
beugel (Fig. 11).
5. Zet de aandrijving op handmatige werking, zie paragraaf 7.
6. Monteer de rechte arm (Fig. 12) met de speciale bijgeleverde
schroef.
7. Assembleer de rest van de arm zoals geïllustreerd in Fig. 12.
Voor een correcte werking moeten de twee bevesti-
gingsschroeven (Fig. 13 ref. a) worden vastgedraaid en ver-
volgens ongeveer 1/2 slag worden losgedraaid, om ervoor te
zorgen dat de armen zonder wrijving kunnen draaien.
8. Breng de zojuist geassembleerde armen op één lijn door in de
centrale zone te duwen tot ze niet verder kunnen, zie Fig. 14 ref. a.
Om het op één lijn brengen op de gebogen arm te vere-
envoudigen zijn er twee aanslagen gemaakt.
9. Zet de voorste beugel tegen de vleugel, Fig. 14 ref. b.
10. Trek de voorste beugel ongeveer 20 mm terug en markeer de
bevestigingsgaten, Fig. 14 ref. c.
11. Bevestig de beugel met twee schroeven M8 op de vastgestelde
plaats.
Het is raadzaam de beugel met de schroeven te bevesti-
gen en hem niet op de vleugel vast te lassen, om de moge-
lijkheid hem in de toekomst af te stellen niet uit te sluiten.
12. Beweeg de vleugel met de hand en controleer of, als de vleugel
gesloten is, de twee armen niet tegen elkaar stoten.
13. Zet de aandrijving weer in de werkingspositie, zie paragraaf 6.
4.4. BEKABELING VAN DE AANDRIJVING
Als de aandrijving eenmaal bevestigd is, worden de kabels aan-
gesloten. Aan de onderkant van de aandrijving zitten drie gaten
om de kabelklemmen te plaatsen voor de doorgang van de
voedingskabel, de aansluiting van de accessoires en eventueel
van de tweede motor.
1. Monteer alledrie de bijgeleverde kabelklemmen met behulp
van de speciale bevestigingsmoeren (Fig. 15).
De grootste kabelklem (Fig. 15 ref. a) moet altijd worden
gebruikt.
Als de andere twee kabelklemmen niet worden gebruikt,
moeten ze worden gesloten met behulp van de twee speciale
bijgeleverde doppen (Fig. 15 ref. b). Zet de kunststof dop in de
doorgang voor de kabel, en sluit de kabelklem tot hij vastzit.
2. Sluit de voedingskabel aan, zoals aangeduid in Fig. 16. Ook
de aardingsdraad moet worden aangesloten. Zorg ervoor dat
de draden van de voedingskabel op correcte wijze in de "pin
strip" waarmee ze worden geblokkeerd, zijn geplaatst Fig. 16.
Als de veiligheidszekering moet worden vervangen, gebruik
dan een zekering met de volgende eigenschappen: 5x20 2A
450V
3. Sluit de kabels van alle aangesloten accessoires en veiligheidsin-
richtingen aan volgens de bijbehorende instructies.
4.5. PLAATSING VAN DE MECHANISCHE AANSLAGEN
De aandrijving wordt standaard geleverd met mechanische sto-
pinrichtingen voor het openen en sluiten, dit is om de installatie te
vereenvoudigen, aangezien wordt vermeden dat mechanische
aanslagen moeten worden gebruikt. De mechanische stopin-
richtingen worden in de onderkant van de aandrijving bevestigd,
gekoppeld aan een tandwielsegment. Om de stopinrichtingen
op correcte wijze te monteren moet als volgt worden gehandeld:
m
echAnische stopinrichting bij opening
1. Zet de aandrijving op handmatige werking, zie paragraaf 6.
2. Zet de vleugel met de hand helemaal open.
3. Breng de mechanisch aanslag zo dicht mogelijk in de buurt van
de rechte arm, en draai de twee bevestigingsschroeven vast.
Controleer of het tandwielsegment op de juiste wijze gekop-
peld is.
m
echAnische stopinrichting bij sluiting
De mechanische stopinrichting voor het sluiten moet uitsluitend
worden gebruikt als een mechanische aanslag voor het sluiten
van de vleugel ontbreekt.
De mechanische stopinrichting voor het sluiten garandeert
niet dat de vleugel vergrendeld is in geval van inbraak
1. Zet de aandrijving op handmatige werking, zie paragraaf 6.
2. Sluit de vleugel met de hand helemaal.
3. Breng de mechanisch aanslag zo dicht mogelijk in de buurt van
de rechte arm, en draai de twee bevestigingsschroeven vast.
Controleer of het tandwielsegment op de juiste wijze gekop-
peld is.
5. TEST VAN HET AUTOMATISCHE SYSTEEM
• Schakel, als alle noodzakelijke elektriciteitsaansluitingen zijn
gemaakt, de voeding naar het systeem in en programmeer de
centrale naar wens.
• Test vervolgens het automatische systeem en alle aangesloten
accessoires, en besteed daarbij men name aandacht aan de
controle van de veiligheidsinrichtingen.
• Zet de bovenkant van de behuizing weer op zijn plaats, draai
de bevestigingsschroeven vast en zet de vier doppen erop, fig.
18 ref. a.
XR 24
Page 23
Gids voor de installateur

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido