5.6.2 Externe effectenapparaten
Externe effectengenerators kunnen zowel via
de jacks INSERT (13) op de ingangskanalen
tussengeschakeld als op de uitgangskanalen
AUX 1 – 4 aangesloten zijn. Bij de via de jacks
INSERT aangesloten apparaten zijn er op het
mengpaneel geen verdere instellingen mogelijk.
Het is evenwel belangrijk dat de apparaten cor-
rect zijn aangesloten, ingeschakeld en juist inge-
steld. Anders is het bijbehorende ingangskanaal
van de signaalweg onderbroken en kan het
kanaalsignaal niet beluisterd noch met het mas-
tersignaal gemengd worden.
Voor de apparaten die op de uitgangskana-
len AUX 1 – 4 zijn aangesloten voert u telkens
volgende instellingen door:
1) Om de onderstaande effectinstellingen te
laten horen, plaatst u de overeenkomstige
uitgangs- en ingangsregelaar eerst ongeveer
in de middelste stand:
overeenkomstig het gebruikte uitgangskanaal
de repectieve regelaar AUX 1, 2, 3 of 4 (33)
overeenkomstig de gebruikte ingang
de schuifregelaar AUX RTN 1 of 2 (19)
of
de schuifregelaar (1) van het bijbeho-
rende ingangskanaal
2) Schakel op het effectenapparaat het ge -
wenste effect in stel als uitgangssignaal het
onbewerkte effectsignaal in.
3) Afhankelijk van welk uitgangskanaal als
effectenkanaal gebruikt wordt, mengt u met
de regelaar AUX 1, 2, 3 of 4 (7, 9) de kanaal-
signalen naar het effectenkanaal. Met deze
regelaars kunt u voor elk kanaal afzonderlijk
de gewenste effectintensiteit instellen.
Als de uitgangskanalen 1 en 2 als effec-
tenkanaal worden gebruikt, moet u eerst de
schakelaars PRE / POST (8) in de stand
POST schuiven. Daarom wordt het signaal,
zoals bij de kanalen 3 en 4, na de schuifre-
gelaar (1) afgenomen, d. w. z. dat de effect-
sterkte van een kanaal steeds in verhouding
is tot het ingestelde kanaalniveau.
Opmerkingen
1. Als de uitgang van het effectenapparaat op de
lijningang van een ingangskanaal aangesloten
is, draait u de respectieve regelaar AUX ... (7, 9)
van het kanaal volledig terug. Anders treedt er
een terugkoppeling op: Wordt bv. het uitgangs-
kanaal 3 voor het effectenapparaat gebruikt,
draai dan de regelaar AUX 3 dicht!
2. De signalen van de effectenkanalen 3 en 4 wor-
den ook naar de ingangen van de interne effec-
tengenerators gestuurd (
Stel daarom desgewenst de intensiteit van de
interne effecten afzonderlijk in met de regelaars
FX... TO MAIN (23) of dempt de interne effecten
met de toetsen MUTE (25).
4) Stel met de regelaars AUX ... (33) het niveau
van het totaalsignaal van een uitgangskanaal
zo in dat het effectenapparaat niet overstuurd
wordt.
5) Het signaal dat van het effectenapparaat
komt, voegt u toe met de respectieve in -
gangsregelaar; hiermee kunt u de effectin-
tensiteit voor alle kanalen samen instellen:
— Als het effectenapparaat op de ingang
AUX RETURN (28) aangesloten is, mengt
u het effectsignaal met de regelaar AUX
RTN 1 of 2 (19) met het mastersignaal.
— Als het effectenapparaat op de lijningang
(14, 15) van een ingangskanaal aangeslo-
ten is, dan mengt u het effectsignaal met
de bijbehorende kanaalregelaar (1) naar
het mastersignaal. Bovendien kan het
effectsignaal met de regelaar AUX 1 en / of
AUX 2 (9) met het signaal op het uit-
gangskanaal 1 en / of 2 gemengd worden
(bv. wanneer deze als monitorkanalen in
gebruik zijn).
6) Om het effectsignaal tijdelijk te dempen,
drukt u op de toets MUTE (4, 22) van het
kanaal, waarvan de ingang op het effecten-
apparaat aangesloten is.
5.7 Via de hoofdtelefoon of een regie-
monitorinstallatie beluisteren
Volgende signalen kunt u via een hoofdtele -
foon of een regie-monitorinstallatie op de jack
PHONES / CTRL-ROOM (51) beluisteren:
1. Het stereomastersignaal post-fader, d. w. z.
na de schuifregelaar MAIN MIX (39)
Schakel de toets AFL / PFL – MAIN (43) onder
de niveauleds uit. De led boven de toets mag
niet oplichten.
2. De signalen van de individuele ingangska-
nalen pre-fader, d. w. z. vóór de kanaalrege -
laar (1), de toets MUTE (4) en de regelaar
PAN (5) of BAL (6)
Druk de toets PFL (3) van het betreffende
kanaal in. De led naast de toets licht op ter
controle. Druk bovendien de toets AFL /PFL
– MAIN (43) onder de niveauleds in. De led
naast de toets licht op.
3. Het monomastersignaal post-fader, d. w. z.
na de schuifregelaar MONO (30)
Druk de toets AFL (31) boven de schuifrege -
laar MONO in. Druk bovendien de toets AFL/
PFL – MAIN (43) onder de niveauleds in.
4. De ingangssignalen van de jacks AUX
RETURN 1 en 2 (28) pre-fader, d. w. z. vóór
de schuifregelaars AUX RTN 1 en 2 (19)
Druk de toets PFL (21) boven de regelaar
AUX RTN 1 of 2 in. Druk bovendien de toets
AFL /PFL – MAIN (43) onder de niveauleds
in.
5. Het ingangssignaal van de jacks AUX IN /
TAPE IN (29) post-fader, d.w.z. na de rege -
laar 2-TRACK IN (34)
Druk de toets AFL (44) onder de regelaar
2-TRACK IN (34) in. Druk bovendien de toets
AFL /PFL – MAIN (43) onder de niveauleds
in. Draai de regelaar 2-TRACK IN open,
hoofdstuk 5.6.1).
zodat het signaal te horen is. Mag het in -
gangssignaal daarbij niet met het mastersig-
naal gemengd worden, drukt u eerst op de
toets MUTE (46).
Opmerkingen
1. De niveauledweergave (45) geeft steeds het signaal
weer dat voor het beluisteren geselecteerd is.
2. Toets AFL / PFL – MAIN (43) onder de niveauleds
heeft voorrang op de toetsen PFL (3, 21) en de toet-
sen AFL (31, 44). Als de toets AFL / PFL – MAIN uit-
geschakeld is, wordt steeds het stereomastersignaal
beluisterd en weergegeven.
De toetsen PFL en AFL zijn daarentegen onderling
gelijkwaardig. Als sommige van deze toetsen tegelijk
ingedrukt zijn en als ook de toets AFL / PFL – MAIN
ingedrukt is, dan wordt het mengsignaal van de res-
pectieve bronnen beluisterd en weergegeven.
NL
B
41