3. Installatieplaats
Fig. 3-1
Fig. 3-2
Fig. 3-4
46
(mm)
A
Fig. 3-3
B
3.1. Koelpijpen
Zie 5.2. Pijplengte en hoogteverschil.
3.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmte-
bronnen.
• Kies een plaats waar niemand last heeft van het geluid van het apparaat.
• Kies een plaats die eenvoudige aansluiting van de elektrische bedrading en pijpen
naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
• Vermijd plaatsen waar brandbare gassen worden geproduceerd of kunnen lekken,
stromen of samenstromen.
• Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan druppe-
len.
• Kies een vlakke constructie die bestand is tegen het gewicht en de trillingen van
het apparaat.
• Vermijd plaatsen waar het apparaat door sneeuw kan worden bedekt. In sneeuw-
rijke gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het verhogen
van de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorkomen dat de
sneeuw in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de normale lucht-
stroom bemoeilijken en storingen veroorzaken.
• Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan olie, stoom of zwavelgas.
• Gebruik de tilhandgrepen van het buitenapparaat om het apparaat te verplaatsen.
Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen ontstaan
aan de handen of vingers.
3.3. Buitenafmetingen (Buitenapparaat) (Fig. 3-1)
Beperkingen bij de installatie van binnenunits
De volgende binnenunit-modellen kunnen op deze buitenunit worden aangesloten.
• Binnenunits met modelnumers 22, 25, 35, 50, 60, 71 en 80 kunnen worden aange-
sloten. Zie de onderstaande tabel voor mogelijke binnenunit-combinaties voor 2-8
ruimten.
Verificatie
De nominale capaciteit dient te worden bepaald aan de hand van de onderstaande
tabel. De aantallen zijn beperkt van 2 t/m 8 units. Bij de volgende stap dient u erop te
letten dat de totale capaciteit van geselecteerde units binnen 4,4 - 18,5 kW blijft.
Voorbeeld:
MSZ-60
=
6,0
+
SEZ-35
=
3,5
+
Totale nominale capaciteit
SLZ-35
=
3,5
≤
18,0
+
SEZ-25
=
2,5
+
SLZ-25
=
2,5
Type binnenunit
22
25
Nominale capaciteit (koelen) (kW)
2,2
2,5
Bij combinaties waarbij de totale capaciteit van de binnenunits boven de capaciteit
van de buitenunit komt (=14,0 kW), zal de koelcapaciteit van alle binnenunits vermin-
deren tot onder hun nominale koelcapaciteit. Combineer daarom bij voorkeur binnen-
units met een totale capaciteit die minder bedraagt dan de capaciteit van de buiten-
unit (=14,0 kW).
3.4. Ventilatie en bereikbaarheid
3.4.1. Installatie op winderige plaatsen
Als het buitenapparaat wordt geïnstalleerd op een dak of een andere plaats waar de
wind vrij spel heeft, moet de luchtuitlaat van het apparaat zo worden gericht dat deze
niet rechtstreeks blootstaat aan krachtige windstoten. Krachtige windstoten die de
luchtuitlaat binnendringen kunnen de normale luchtstroom bemoeilijken en storingen
veroorzaken.
Hieronder volgen drie manieren om het apparaat tegen krachtige windstoten te be-
schermen.
1 Richt de luchtuitlaat naar de dichtstbijzijnde muur, op ongeveer 50 cm van de
muur. (Fig. 3-2)
2 Installeer een optionele luchtgeleider als het apparaat wordt geïnstalleerd op een
plaats waar krachtige windstoten zoals van tyfoons, enz. rechtstreeks de lucht-
uitlaat kunnen binnendringen. (Fig. 3-3)
A Luchtgeleider
3 Plaats het apparaat indien mogelijk zo dat de luchtuitlaat in dezelfde richting blaast
als de seizoenswinden. (Fig. 3-4)
B Windrichting
18,5 kW
35
50
60
71
3,5
5,0
6,0
7,1
80
8,0